Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Bornéo

betekenis & definitie

eigenlijk Braunie en door de inboorlingen Kalamantan, Klemantan of Klematan genaamd,

behoort tot de Soenda-eilanden en ligt tusschen 7° N.B. en 4°,20' Z. B. en tusschen 160°40' en 116046' O.L. van Greenwich. Het grenst ten noorden aan de Chinésche zee, ten oosten aan de Zee van Celébes en de Straat van Makassar, ten zui­den aan de Zee van Java, en ten westen aan de Golf van Siam en de Chinésche zee. Behalven een enkelen uithoek vormt het een vrij regelmatig vierkant met vele kapen en baaijen. Het heeft eene oppervlakte van 13000 □ geogr. mijlen. De hitte is er niet drukkend, en de vochtige dampkring bezorgt er veel regen. In den eigenlijken regentijd — van November tot Mei — kan het er geweldig waaijen, maar men beschouwt het klimaat er in het algemeen als vrij gezond.

De kusten zijn er moerassig, maar droogen op gedurende den oost-moesson. Aan de monden en langs de oevers der rivieren heb­ben belangrijke aanslibbingen plaats, die uit­muntende gronden leveren voor den rijstbouw. Het binnenland draagt echter aanzienlijke gebergten, en tusschen deze liggen uitgebreide vlakten, door rivieren besproeid. De Kini Baloe, op 6°5' N.B., verheft zich ter hoogte van ruim 4000 Ned. el; een meer, dat den- zelfden naam draagt, heeft, naar men meent, een omvang van ruim 100 geogr. mijlen.

Het meer Danoe Malajoe is 8 geogr. mijlen lang en 4 breed. Deze en andere meren bevatten veel visch. De voornaamste rivieren zijn er aan de noordzijde de Broenaï of Bornéo, de Radjang, de Baram, de Bintoeloe, de Serawak enz., — aan de oostzijde de Boeloengan, de Koeran en de Koetei (Mahakkam), en aan de zuid-oostzijde de Barito of rivier van Bandjermasin, de Kahaijan, de Sampit enz., en aan de westzijde de Pontianak, de Sambas, de Simpang enz. Voor de monden van nagenoeg al die rivieren liggen zandbanken en hare oevers zijn zeer volkrijk. De Bornéois is evenwel voor groote schepen bevaarbaar tot op een afstand van 15 geogr. mijlen van haren mond.

Onder de merkwaardigste dieren van Bornéo telt men den orang-oetang, den olifant, en den rhinoceros, — voorts heeft men er tapirs, tijgers, beren, zwijnen, wilde ossen, herten, hertzwijnen, eene groote verscheidenheid van prachtige vogels, krokodillen, legoeanen, slangen enz. Het rijk der delfstoffen levert er diamanten en andere edelgesteenten, goud, platina, kristal, kwikzilver, koper, ijzer, tin, steenkolen enz. Het plantenrijk ont­wikkelt er zich welig op een vruchtbaren bodem, en men vindt er sago, maïs, gierst, koffij, uitmuntend suikerriet, papier, yams, meloenen, citroenen, ananassen, bananen, kokosnoten, kruidnagelen, muskaatnoten, kaneel, gember, pinangnoten, tabak, katoen, vele voortreffelijke houtsoorten enz. De uit­gestrekte wildernissen zijn er met ontelbare planten en heesters bedekt, en vele van deze zijn nog onbekend.

De bevolking telt er volgens sommigen slechts 1200000 zielen en bestaat uit 950000 Heidenen (Dajaks), 200000 Mohammedanen en 50000 Chinézen, maar is volgens anderen veel grooter. Men beweert, dat in het binnenland een menschenras gevonden wordt, dat van staar­ten voorzien is. De Dajaks zijn er desgelijks meerendeels in het binnenland gevestigd en houden zich bezig met het verzamelen van geta-pertsja, damar, rotang, kadjang en stofgoud. De Mohammedanen — meest Malejjers — zijn kloeke zeelieden en onderne­mende handelaars; zij bewonen er de kust, terwijl de Chinézen onder dezen verspreid zijn, om schatten te vergaderen en daarmede naar hun vaderland terug te keeren.

Het Nederlandse! gebied, dat zich, met uitzondering van Bornéo Proper of het Rijk van Broenaï, over het grootste gedeelte van het eiland uitstrekt, wordt verdeeld in de Wester-afdeeling en in de Zuid- en Ooster-afdeeling. Eerstgenoemde is gesplitst in de residentie Pontianak en in de adsistent-residentie Sambas. Beide zijn wederom verdeeld in een aantal districten en rijkjes. In de Wester-afdeeling zijn onderscheidene groote militaire wegen aangelegd en er bevindt zich een vrij aanzienlijk garnizoen. De voornaam­ste havens van ons gebied zijn er Pontianak, Sambas en Bandjermasin.

Bornéo werd volgens sommigen ontdekt in 1518 door den Portugees Lorenzo de Gomez en volgens anderen reeds in 1503 door Ludovico Barthema; in 1600 ontving het zijn naam van Olivier van Noort, en in 1604 begon Waerwijck handelsbetrekkingen aan te knoopen op de westkust. De Engelschen verschenen er in 1609 en plaatsten er in 1701 eene factorie, die in 1707 door de in­landers vernield werd. In 1733 en later slo­ten de Nederlanders handelsverdragen met den sultan van Bandiermasin en dreven er een voordeeligen peperhandel. Vervolgens echter werd de westkust door hen verlaten, en de Engelschen kwamen er in 1812 terug, om met de inlandsche vorsten verdragen te sluiten.

Het Nederlandsch gedeelte werd intusschen in 1814 teruggegeven; toch moes­ten de Nederlanders door herhaalde expeditiën tegen inboorlingen en Chinézen hun gezag handhaven. Het noordoostelijk gedeelte is onderworpen aan den Sultan der Soeloe- eilanden.

Bornéo is tevens de naam van eene stad op gemeld eiland en van de rivier, waaraan zij gelegen is. Zij bevindt zich — de stad namelijk — 14 geogr. mijlen van de kust en hare 2000 huizen zijn wegens den moerassigen bodem gedeeltelijk op palen en ge­deeltelijk op vlotten gebouwd. Het aantal inwoners wordt geschat op 20000, en men houdt er de weekmarkt op het water. Zij is de hoofdplaats van

Bornéo Proper, een onafhankelijk rijk op de noordkust van het eiland. De inwoners zijn grootendeels onbeschaafd en woest en worden beschouwd als slaven van de aan­zienlijken. Men schat er de geheele bevol­king op 225000 zielen.

Omtrent Laboean en Serawak zie men onder deze namen.