Bojar of Bojaar is een Slawisch woord, dat in de eerste plaats een oorlogsheld en vervolgens een grondbezitter of een adellijk persoon beteekent. Die naam was weleer in Rusland een titel van adellijke personen van den hoogsten stand. Zij bezaten er voorheen vele voorregten, waarvan zp maar al te dikwijls misbruik maakten.
Zij bekleedden er de hoogste bedieningen, en voorheen las men zelfs in de ukasen of Keizerlijke bevelschriften: “De Czaar heeft bevolen en de Bojaren hebben goedgevonden enz.” De rang der Bojaren onderling werd bepaald door den diensttijd. Hunne waardigheid ging van den vader over op den zoon, en zoo vormden zij onder de Slawen een eigenaardig, echt-nationaal ligchaam. De losbandigheid der Grootvorsten werd dikwijls door het gezag der bojaren in toom gehouden, weshalve de eerste dikwijls pogingen hebben aangewend, om de laatsten te vernietigen. Het gelukte eerst aan Peter den Groote, aan de bojaren alle magt en gezag te ontnemen, zoodat zij, zich eenvoudig met den titel moesten vergenoegen. De laatste bojar, Knjaz Iwan Joerjewicz Troebetzlcoj, overleed op den 16den Januarij 1750.— In Moldavië vormen de bojaren den hoogen adel, waaruit de vorsten worden gekozen, en in Walachijë dragen zij den naam van Boiladen. In die beide gewesten hebben zij niet alleen zitting en stem in den raad der vorsten, maar trachten daarbij nog steeds hun overwigt te doen gelden.
