Een uitstekend Deensch dichter en novellen-schrijver, werd geboren in 1782 in een dorp van het stift Niborg. Hij was zóó zwak van ligchaam, dat hij zijne theologische studiën niet kon voortzetten, doch nadat hij in 1801 als huis-onderwijzer geplaatst was op het eiland Falster, werd hij allengs sterker, zoodat hij zijne academische loopbaan kon voleindigen, waarna hij van 1807 tot 1809 in de ouderlijke woning vertoefde en zijn vader als hulpprediker ter zijde stond.
1819 ontving hij eene zelfstandige leeraarsbetrekking, welke hij in 1825 met eene betere verwisselde. Zijn eerste werk was eene goed-geslaagde vertaling der zangen van Ossian; hierop volgden twee dichtbundels, die getuigenis gaven van een uitstekend talent, en zijn roem steeg ten top bij de uitgave van ■ het dichterlijk jaarboekje “Sneeklokken.” Voorts zijn van hem vele gedichten en novellen in het licht verschenen en door het publiek met grooten bijval ontvangen.
