Bismarck (Friedrich Wilhelm, graaf von), een uitmuntend schrijver over militaire zaken, werd geboren te Windheim in Westfalen den 28sten julij 1783. Hij was de telg van een adellijken stam en koos de krijgsmansloopbaan, waarop hij goede vorderingen maakte. In 1808 onderscheidde hij zich als ritmeester in Würtembergsche dienst in den veldtogt tegen Oostenrijk, voorts in 1812 in den slag aan de Moskowa, en na den overtogt over de Beresina werd hij belast met de taak, om de overblijfselen van het Würtembergsche leger weder huiswaarts te voeren.
Hij streed in den slag bij Bautzen en werd bij Leipzig gevangen genomen, maar herkreeg weldra zijne vrijheid, daar Würtemberg zich bij de Geallieerden voegde. Hij werd bevorderd tot chef van den generalen staf en toog naar Frankrijk, terwijl hij inmiddels opklom tot overste en tot vleugel-adjudant des Konings. Na zijn terugkeer in het vaderland werd hij tot graaf verheven en aan het hoofd geplaatst der Würtembergsche cavalerie, — een corps, dat onder zijn bevel aanmerkelijk verbeterd werd. In 1819 werd hij benoemd tot generaal-majoor, in 1820 tot lid van het Huis der Heeren voor levenslang, en in 1830 tot luitenant-generaal. Geruimen tijd was hij ambassadeur aan de hoven te Berlijn, Hannover en Dresden; in 1826 organiseerde hij het Deensche leger, en in 1834 werd hij door keizer Nicolaas van Rusland uitgenoodigd om te Petersburg inspectie te houden over de Russische cavalerie. In 1848 ontving hij zijn pensioen, en hij overleed te Constanz den 18den Julij 1860. Hij had 18 groote veldslagen en 82 kleine gevechten bijgewoond, en van zijne hand heeft men onderscheidene belangrijke werken over de dienst der cavalerie.