Onder dezen naam vermelden wij:
Armand de Gontaut, baron de Biron, een Fransch veldheer en staatsman. Hij werd geboren in 1524 en diende onder den maarschalk de Brissac en in Piémont. Men hield hem verdacht van Protestantsche gevoelens, maar hij ontkwam in den Bartholomaeus-nacht aan het dreigend gevaar doordien hij met moed en beradenheid stukken deed plaatsen voor het gebouw, dat hij als bevelhebber der artillerie bewoonde.
Gedurende den burgeroorlog streed hij voor het Hof in de veldslagen van Dreux, St. Denis en Mon- contour en nam deel aan onderscheidene belegeringen, weshalve hij door Karel IX tot opperbevelhebber der artillerie en door Hendrik III tot maarschalk benoemd werd. Toen laatstgenoemde Koning viel door den dolk van Clement, bevond Biron zich bij het leger en zijn invloed droeg niet weinig bij tot de troonsverheffing van Hendrik IV. Nadat hij in 7 veldslagen bevel gevoerd en wonden ontvangen had en bij de belegering van Epernay eene verkenning deed, rukte een kanonskogel hem het hoofd van den romp. Dit geschiedde op den 26sten Julij 1592. Biron was een uitstekend veldheer, een schrander staatsman en een vriend der wetenschappen.
Charles de Gontaut, duc de Biron, den oudsten zoon van den voorgaande. Hij werd geboren in 1562 en in de Hervormde godsdienst opgevoed, welke hij echter volgens den wensch van zijn vader met de R. Katholieke verwisselde. Hij trad in dienst bij het corps van zijn vader en onderscheidde zich door bekwaamheid en moed zoozeer, dat hij reeds op 15-jarigen leeftijd in staat was, om het commando gedurende eenigen tijd op zich te nemen. In 1589 werd hij generaal en streed in de gevechten bij Arques, Jury, Aumale en bij de belegeringen van Parijs en Rouaan met zoo groote dapperheid, dat men hem den “Bliksem van Frankrijk (Fulmen Galliae)” noemde.
Na den dood zijns vaders werd hij benoemd tot admiraal van Frankrijk; hij moest echter weldra van deze waardigheid afstand doen en werd hiervoor schadeloos gesteld door den maarschalksstaf en eene som van 420.000 livres. Hij was echter daardoor zóó gekrenkt, dat hij met de vijanden des Konings, den graaf d’Epernon en den graaf van Auvergne, begon te heulen. Hendrik IV zocht hem door eerbewijzingen aan zich te verbinden: hij gaf hem het opperbevel bij de belegering van Amiens, benoemde hem tot stadhouder van Bourgondië, en in 1598 tot hertog en pair van Frankrijk, en zond hem naar Brussel om er uit de handen van den aartshertog Albrecht van Oostenrijk de bevestiging van het vredesverdrag van Vervins te ontvangen. Dit alles was echter niet in staat om den wrok van Biron te bevredigen.
Toen Spanje hem voor zijne afvalligheid van Frankrijk uitgestrekte landen aanbood, hem daarbij het uitzigt openende op een huwelijk met eene prinses van Oostenrijk of Savoye, toonde hij zich niet afkeerig van onderhandelingen. Hoewel de Koning van Frankrijk eenigen argwaan koesterde, belastte hij hem toch, bij het uitbarsten van den oorlog met Savoye, met het opperbevel in Bresse. Terwijl zijne troepen hier met goed gevolg streden, sloot Biron door middel van zijn vertrouweling La Fin met den Spaanschen stadhouder graaf Fuëntes te Milaan een verdrag, waarbij hem de hand werd toegezegd der derde dochter van den hertog van Savoye, aan welke de Koning van Spanje zijne regten op Bourgondië zou overdragen, terwijl zij tevens als huwelijksgift omstreeks 1 millioen gulden benevens Franche-Comté zou ontvangen. De vrede, die weldra tusschen Frankrijk en Savoye gesloten werd, belette de uitvoering van dit plan, en onbekende beweegredenen noopten Biron, om zelf zijne verraderlijke voornemens — zoo het scheen, met diep berouw — aan den Koning te belijden. Hendrik IV schonk hem niet alleen vergiffenis, maar zond hem nog in datzelfde jaar als gezant naar het hof van koningin Elisabeth van Engeland en vervolgens naar Zwitserland. Terwijl hij in die betrekking grooten roem verwierf als staatsman, zon hij al weder op verraad en spande zamen met den graaf van Bouillon en den hertog van Auvergne.
Toen hij later een zekeren baron de Lux naar Milaan zond, nam de gekrenkte La Fin wraak door de overeenkomst met Spanje in handen te stellen van den Koning. Hendrik IV poogde nu Biron, die zich te Dijon bevond, aan zijn hof te lokken door hem bij herhaling eene uitnoodiging te doen toekomen. Zonder zich aan de waarschuwingen zijner vrienden te storen, verscheen Biron den 13den Junij 1602 te Fontainebleau en werd voor het oog door den Koning zeer vriendelijk ontvangen. Te vergeefs poogde Hendrik IV hem tot eene belijdenis van dit nieuwe verraad te bewegen, terwijl hij den schuldige vooraf de verzekering schonk van zijne vergiffenis. Biron vermoedde niets van het verraad van La Fin en bleef hardnekkig ontkennen. De vertoornde Koning deed hierop hem en den graaf van Auvergne in hechtenis nemen en in de Bastille opsluiten. Biron werd voor de regtbank gebragt, schuldig bevonden aan hoogverraad en eenstemmig ter dood veroordeeld met verlies van waardigheden en goederen. Hij werd op het plein der Bastille onthoofd den 31sten Julij 1602, doch de Koning deed zijne bezittingen toewijzen aan een broeder. De graaf van Auvergne en de baron de Lux ontvingen genade.
Armand Louis de Gontaut, duc de Biron, te voren duc de Lauzun, een achterneef van den voorgaande. Hij werd geboren te Parijs in 1753, trad vroeg in militaire dienst en leefde zóó loszinnig, dat hij weldra nagenoeg zijn geheele vermogen had doorgebragt en zijne goederen tegen eene lijfrente aan den prins Guémenée moest afstaan. In 1778 volgde hij Lafayette naar Noord-Amerika, om er onder de vaan van Washington voor de onafhankelijkheid te strijden. Na verloop van 5 jaar keerde hij in zijn vaderland terug, werd er chef van een regiment huzaren, voerde na den dood van zijn oom den naam van Biron en werd bevorderd tot veldmaarschalk.
Als een getrouw vriend van den hertog van Orléans verdedigde hij dezen in de eerste Nationale vergadering, na wier ontbinding hij zich naar het Departement du Nord begaf, om er onder het opperbevel van den maarschalk Rochambeau aan het hoofd te staan eener divisie. In 1792 werd hij met Talleyrand en Chauvelin naar Londen afgevaardigd, waar een zijner Fransche schuldeischers hem in hechtenis deed nemen. Na zijne bevrijding keerde hij naar zijne divisie terug en rukte op naar Mons (Bergen). Nadat hij vergeefsche pogingen had aangewend, om den generaal Beaulieu uit eene vaste positie bij Jemappes te verdringen, zag hij zich den volgenden dag door dezen aangetast en kon hij de vlugt zijner divisie naar Valenciënnes niet verhinderen. In weêrwil van dezen rampspoed werd Biron na het vertrek van Rochambeau tweede bevelhebber van het Noorderleger en in Julij zelfs opperbevelhebber van het Rijnleger, in welke betrekking Custine hem verving, terwijl
Biron belast werd met het commandement over het leger aan de Var, waarna hij de gebrekkige krijgstucht verbeterde en weldra het graafschap Nizza veroverde. Na de gevangenneming van den hertog van Orleans werd hij naar de Vendée verplaatst. Hier veroverde hij Saumur en Parthenay, maar de generaals Bossignol en Westerman waren zijne vijanden; zij beschuldigden hem van valschheid en verdrukking des volks. Biron spoedde zich naar Parijs om zich te regtvaardigen, doch hij werd terstond in hechtenis genomen en door de revolutionaire regtbank ter dood veroordeeld. Hij beklom het schavot op den 1sten Januarij 1794.
Den naam Biron of Biren werd ook gedragen door:
Ernst Johann, graaf van Biron, hertog van Koerland. Hij was de zoon van den stalmeester van den prins Alexander van Koerland, later luitenant-generaal in Poolsche dienst, Karl Bieren (Büren), — werd geboren in 1687, studeerde te Königsberg en werd vervolgens kamerjonker bij Anna Iwanowna, hertogin-weduwe van Koerland, eene nicht van Peter de Groote. Weldra was hij de vertrouwde vriend van zijne gebiedster, en toen deze in 1730 den Russischen troon beklom, volgde hij haar naar Moskou en Petersburg. De gunsteling der Keizerin, met welke hij volgens veler gevoelen in het geheim gehuwd was, klom allengs hooger in rang: hij werd benoemd tot opperkamerheer, tot rijksgraaf en was de magtigste man in Rusland, zoodat onder zijn toezigt Münnich en Ostermann den Staat in oorlog en vrede bestuurden. In 1737 werd hij door den invloed van Anna tot hertog van Koerland gekozen en in 1739 door Polen met dat hertogdom beleend, hoewel hij zich bij voortduring ophield in de nabijheid der Keizerin. Deze benoemde hem kort voor haren dood tot voogd over haren minderjarigen opvolger Iwan en alzoo tot regent des rijks.
Heerschzucht en eigenbaat waren karaktertrekken van Biron. Meer dan 20000 personen heeft hij doen ombrengen of in ballingschap verwezen. Geheele geslachten van den Russischen adel, zoo als de Dolgoroeki’s heeft hjj naar het schavot of naar Siberië gezonden, en de kabinetsminister Wolinsky, een bezwaarschrift tegen hem bij de Keizerin inleverende, moest deze daad boeten met zijn hoofd. Daarbij had hjj ontzettend veel geld noodig; zijne levenswijs was ongemeen weelderig en bij zijn huwelijk met eene der hofdames van Anna werden feesten gevierd, die de verbazing wekten van geheel Europa.
De Keizerin overleed den 17den October 1740, maar het regentschap van Biron was van korten duur. De moeder van Iwan deed hem in hechtenis nemen, te Sleutelburg door eene buitengewone regtbank veroordeelen en met zijn geheele gezin naar Sibérië brengen. Deze welverdiende straf werd door keizerin Elisabeth verzacht, daar deze hem veroorloofde, zich te Jaroslaw — schoon nog steeds als balling — te vestigen. Te vergeefs zocht Augustus III, koning van Polen, de vrijheid te verwerven voor zijn vasal; het Russische hof drong er op aan, dat een nieuwe hertog van Koerland zou verkozen worden, en prins Karel van Saksen, de zoon van Augustus, werd met die waardigheid bekleed. Na eene ballingschap van 22 jaren werd eindelijk Biron door Peter III teruggeroepen (1762), en Catharina II stelde hem weder in het bezit van Koerland. Biron werd als een gewetenlooze despoot door zijne onderdanen gevreesd en gehaat. Hij overleed op den 28sten December 1772.
Peter, rijksgraaf van Biron, hertog van Koerland en Sagan, de oudste zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Mitau den 15den Februarij 1724, deelde gedurende zijne jeugd in de ballingschap zijns vaders, maar werd in 1762 door Peter III tot generaal-majoor der cavalerie benoemd. Onder zijn bestuur vertoonde de wrevel der standen zich onverbloemd (1769 tot 1795); hij werd te Petersburg aangeklaagd en hij zag zich genoodzaakt om tegen eene aanzienlijke schadevergoeding afstand te doen van zijn hertogdom. Hij behield echter Wartenberg en Sagan in Silézië en Nachod in Bohemen. Hij overleed den 13den Januarij 1800.
Gustav Calixtus, vorst Biron, een broeders- zoon van den voorgaande. Hij werd geboren in 1780, en verkreeg in 1802 de heerlijkheid Wartenberg en tevens van Alexander I een aanzienlijk jaargeld met den titel van vorst. Hjj was eerst officier der lijfwacht en kamerheer bij Catharina II, ging toen over in Pruissische dienst, woonde de veldtogten bjj van 1813 en 1814 en bekleedde den rang van overste en daarna van generaal-majoor bij het leger. Hij overleed als luitenant-generaal en gouverneur van Glatz den 20sten Junjj 1821 te Ems.