Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Baumgartner

betekenis & definitie

Merkwaardige personen van dezen naam zijn:

Andreas, ridder non Baumgartner, een ver­dienstelijk natuuronderzoeker. Hij werd ge­boren den 23sten November 1793 te Friedberg in Bohemen en bestemd voor de betrekking van onderwijzer aan eene Duitsche school. Al spoedig ontving hij onderrigt in het La­tijn , maar hij gevoelde eene bepaalde neiging voor de wiskundige wetenschappen.

In 1810 bezocht hij de universiteit te Weenen en werd er weldra adsistent eerst voor de wijs­begeerte en vervolgens voor de wis- en na­tuurkunde. In 1817 benoemde men hem tot professor aan het lycéum te Olmutz en hij schreef een paar belangrijke werken over na­tuurkunde en mechanica. In het begin van 1823 keerde hij naar Weenen terug en hield er voorlezingen over de natuurkunde, — voorts op de zon- en feestdagen over populaire werk­tuigkunde ten behoeve van ambachtslieden. De vrucht van deze was zijne “Naturlehre”, die algemeen als handboek gebruikt werd en onderscheidene uitgaven beleefde. Later zag hij zich door eene keelziekte gedrongen, om zijne voorlezingen te staken en hij werd opzigter van fabrieken, en vervolgens van Rijks­wege belast met den aanleg van telegraaf­draden en spoorwegen.

Na de gebeurtenissen van Maart 1848 aanvaardde hij in het ministérie Pillersdorf de portefeuille van mijnen en openbare werken, maar hij legde ze ne­der bij de optreding van het ministérie Doblhof. Toen nam hij de leiding op zich eener afdeeling in het ministérie van financiën. In Mei 1851 werd hij plaatsvervanger van Bruck als minister van koophandel, nijverheid en openbare werken. In die dagen werd hij ook benoemd tot president der Academie van We­tenschappen. In 1854 werd hij vrijheer; een jaar later verliet hij het ministérie en schreef als ambteloos burger zijne “Mechanische The­orie der Warme (1864),” waarna hij den 30st™ Julij 1865 overleed.

Gallus Jacob Baumgartner, oud-landamman van het kanton St. Gallen en een der aan- zienlijkste staatsmannen van Zwitserland. Hij was de zoon van een handwerksman, gebo­ren den 18den October 1797 te Altstätten, en bezocht eerst het gymnasium te St. Gallen en vervolgens de regtsgeleerde school te Freiburg. Reislust en kenniszucht bragten hem in 1816 te Weenen, waar hij zich met de studie der staatswetenschappen bezig hield, terwijl hij door het geven van privaatlessen in zijn ouderhoud voorzag. Hij werd er lid van eene letterkundige vereeniging van jonge Zwitsers, welke de achterdocht wekte der policie, zoodat hij van 1819 tot 1820 gevan­gen gehouden en vervolgens over de gren­zen gebragt werd. Men benoemde hem tot directeur van het openbaar archief te St.

Gal­len, in 1825 tot lid van den Grooten Raad en in 1826 tot eersten staats-secretaris. Hij was steeds een ijverig strijder voor openbaar­heid, vrijheid van drukpers, voor de zelfstan­digheid van het Zwitsersche eedgenootschap, en tegen allen ultramontaanschen dwang en elke pressie van het buitenland. Als redac­teur van den “Erzähler” en later van de “Neue Schweizer Zeitung” zocht hij zijne vaderlandlievende gevoelens te verspreiden. In 1841 nam hij zijn ontslag als lid van den Kleinen Raad, maar aanvaardde dat lidmaat­schap weder in 1843. Hij bleef ijverig de be­langen van zijn vaderland bevorderen en gaf in 1866 een merkwaardig werk in het licht, getiteld; “Die Schweiz in ihren Kämpten und Umgestaltungen van 1830—1850.”