Bagelen, ook Bagelon, Bagalein of Baglen genoemd, is eene residentie op de zuidkust van Java, Te voren behoorde zij tot de Vorstenlanden, maar staat sedert 1830 onder het onmiddellijk gezag van den gouverneur-generaal. Zij ligt tusschen 109° 12’ en 110° 11’ O. L. van Greenwich en 7° en 7° 57’ Z.
B., en grenst ten noorden aan Pekalongan, ten noordoosten aan Samarang en Kadoe, ten oosten aan Kadoe en Djocjokarta, ten zuiden aan de Indische zee, en ten westen aan Banjoemaas en Tagal — alle residentiën. Zij is verdeeld in 4 afdeelingen, van welke 3 door adsistent-residenten worden bestuurd.
Bagelen behoort tot het regtsgebied van den raad te Samarang. Er is eene gouverne- ments-school voor Europeanen, terwijl er ook scholen voor inlanders worden gevonden. De openbare wegen zijn er in een goeden staat. De voornaamste rivieren zijn er: de Bogo- wonto, de Serang, de Djali, de Gebang, de Lakoeloe, de Bantor, de Tjintjing Goeling en de Djetis. Van de bergen noemen wij den Soembing (Twee gebroeders), den Sindoro en het Diëng-gebergte. In 1855 bedroeg er de bevolking 629000 zielen, waaronder zich slechts 343 Europeanen bevonden. De hoofdplaats is Poerworedjo.
Bagelen is eene der vruchtbaarste residentiën van Java. De grond levert er koffij, indigo, thee, kaneel, rijst, tabak, suiker, maïs, katoen, kokosnoten en vele andere vruchten. Er zijn 3088 dessa’s en kampongs, met 100000 landbouwende huisgezinnen, die in het bezit waren van 86000 buffels, 46000 stuks rundvee en 12000 paarden. De gouvernements- producten worden er verzonden naar de haven van Tjilatjap in de residentie Banjoemaas. Behalve den landbouw vindt men er ook vele andere takken van nijverheid , zooals weven, blaauwverven, batikken , schrijnwerken, het bakken van potten en steenen, touwslaan, oliepersen, mattenmaken enz.