Avernus, in het Grieksch Aornos, is de naam van elke plaats, waaruit verderfelijke dampen opstijgen. Men kende er onderscheidene in de dagen der Oudheid, en men meende, dat zij in verband stonden met het onderaardsche schimmenrijk. Bij uitnemendheid werd die naam gegeven aan een diep meer, een voormaligen krater, bij Cumae in Campanië.
Dat meer, door steile rotswanden en hoog geboomte omgeven, was het middelpunt van alle sagen, die betrekking hadden op het schimmenrijk. Hier woonden, zooals men verzekerde, de Cimmeriërs in diepe holen, — hier bevonden zich de Styx en de Pyriphlegeton, de tuin van Hecaté en de Elyzeesche velden, de grot der Sibylle van Cumae en de plaats, waardoor Aenéas afdaalde naar den Tartarus.
De geheimzinnige sluijer, welke dit oord bedekte, werd opgeheven door Agrippa, die het woud deed vellen en de woeste streek in bouwland herschiep, waarna hij den tunnel door den berg liet houwen, die thans gedeeltelijk ingestort en onder den naam van “Grotta di Sibylla” bekend is. Het meer heet nog heden ten dage “Lago di Averno” en is niet ver van Puzzuoli gelegen.
Het is op sommige plaatsen 60 Ned. el diep, en zijne oevers zijn met ooft- en wijngaarden versierd.