Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 12-01-2018

Aude (audh)

betekenis & definitie

Aude, Audh of Oude is eene Britsche provincie in het lage land van Vóór-Indië, aan de noordzijde van de Ganges, en telt op 1317 geogr. mijlen ruim 8 millioen inwoners.

Zij grenst ten noorden aan Allahabad, ten zuiden aan Nepal, ten oosten aan Behar, en ten westen aan Agra. In het noordelijk gedeelte vindt men den voet van den Himalaya. Zij wordt besproeid door de Ganges, en hare zijrivieren. Er heerscht een gematigd klimaat, en de grond is er over het geheel zeer boschrijk. De voortbrengselen des lands zijn opium, hout, rijst, koren, indigo, olie, katoen, zijde, veel vee en wild (olifanten, rhinocerossen en tijgers), salpeter en lazuursteen. Voorheen bestond dit gewest uit het Britsche gebied en dat van den Koning van Aude. Tot dit laatste behoorden Lucknow met de hoofdstad van dien naam — thans de hoofdstad der geheele provincie, — Mannipoer, enz. Gemeld koningrijk werd in 1722 gesticht door Saadet Khan, een vizier van den keizer van Delhi. Op dezen volgde diens neef en schoonzoon Abdoel Mansoer, en op dezen Soedsjah-ed-Daoelah, een vijand der Britten, met welke hij niettemin een verdrag sloot in 1765. Na dien tijd werden tot aan 1816 niet minder dan 9 verdragen gesloten met de beheerschers van Aude, totdat dit laatste eindelijk geheel en al aan Groot-Brittanje verviel.

Op laatstgenoemden koning volgde diens zoon, en de opvolger van dezen Wessir Ali, werd in 1798 afgezet en vervolgens te Calcutta in de gevangenis geworpen, omdat hij den Engelschen resident had gedood. De nieuwe Nabob of vorst, Saadet Ali Khan, liet bij zijn dood (1814) 23 millioen pond sterling na. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Ghasi-eddi-Hyder-Bedaet-ed-Daoelah, die in 1819 met goedvinden van het Britsch bewind den titel van koning aannam en hierdoor onafhankelijk word van den Groot-Mogol. Hij werd vervangen door zijn zoon Nassir-eddin-Hyder, tot wiens opvolger — onder Britschen invloed — zijn oom, een 70-jarigen grijsaard, bestemd werd. Na den dood des konings maakte de padisja Begoem of de koninginmoeder zich meesteres van de heerschappij en plaatste een onechten zoon van den overledene, Moeradsjan Feridoem, op den troon. Doch de Engelsche krijgsoverste Low bestormde en plunderde met zijne spahis (8 Julij 1837) het paleis en nam de Koninginmoeder en den Kroonpretendent gevangen. Daarna beklom de 70-jarige Nassir-ed-Daoelah den troon, en onder het bewind van een door Engeland aan dezen toegevoegden minister bereikten de Britten allengs hun doel. Gedurig werd de schatting verhoogd, die aan de overheerschers moest worden uitbetaald, en eindelijk is Aude in eene provincie van het Britsche rijk in Indië herschapen.

< >