Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Asclepias

betekenis & definitie

Aselepias L of zijdeplant, is de naam van het belangrijkste geslacht uit de familie der Asclepiadeën. De kelk en bloemkroon van dat geslacht zijn 5-deelig, en de bloemkroon is voorzien van een vleezigen rand, gevormd uit kafvormige uitbreidingen, uit wier midden zich een hoornachtig uitsteeksel verheft (a en b).

De helmknoppen zijn met een vleezig aanhangsel aan den stempel bevestigd, en de stuifmeelklompjes zitten aan tweebeenige stempelaanhangsels vastgehecht (c negenmaal vergroot). De zaden (e) zijn van eene kuif voorzien.

De meestbekende soort is A. syriaca (de Syrische zijdeplant, schoon zij uit Noord-Amerika en niet uit Syrië afkomstig is). Eene beter passende benaming is Asclepias Cornuti Ow. Onder dien naam is zij ook beschreven door van Eeden, die haar in 1866 het eerst in ons Land, en wel in de duinen bij Haarlem, en later aldaar meermalen in ’t wild aantrof.

Zij wordt 1 1/2 Ned. el hoog en heeft eironde, gesteelde en van onderen donzige bladeren. Hare bloemschermen hebben eene bolvormige gedaante, en de vuilroode bloemen rieken naar hooi en honig. Zij groeit in Canada, ook groeit zij in het zuiden van Europa in het wild.

In Canada bereidt men uit de bloemen bruine suiker, en de .jonge spruiten worden er als aspergies gegeten. De haarkuif der zaden wordt bij wol en zijde gevoegd en met deze gesponnen. De stengel bezit spinbare vezels. Nevensstaande figuur vertoont een tak op 1/3, der natuurlijke grootte. In het witte melksap heeft men eene eigenaardige stof, asclepiadine, gevonden.AsclepiasVoorts behooren tot de soorten A. asthmatica, wier wortel in Oost-Indië als braak- en purgeermiddel en vooral tegen asthma wordt voorgeschreven, — A. curassavica , die op de Antillen insgelijks in de plaats van ipecacuanha wordt gebruikt, — A. mexicana, eene fraaije sierplant met bleekroode bloemschermen,— A. nivea met witte bloemen, — A. quadrifolia enz. —

Men kan al die gewassen in de open lucht plaatsen, maar zij hebben gaarne een vetten, lossen grond en veiligheid tegen scherpen wind. Des winters moet men ze bedekken. Zij worden door uitloopers en door zaad vermenigvuldigd.