Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Amsterdam (1)

betekenis & definitie

Amsterdam (Amsteldam, Amstelredam, Amstelodamum) is de hoofdstad van het koningrijk der Nederlanden en een der voornaamste koopsteden van Europa. Deze stad ligt op 52° 22' 30" N.B. en 22° 32' 54" O.L. van Greenwich. Zij is gebouwd aan de Amstel, waar deze rivier zich uitstort in het IJ, en wel op een moerassigen bodem, zoodat er de fondamenten der gebouwen op in-geheide palen rusten. Zij heeft de gedaante eener halve maan, wier horens zich in het IJ uitstrekken.

Zij is door het IJ met de Zuiderzee en door het Noord-Hollandsche Kanaal met het Nieuwe Diep, aan de Noordzee, verbonden, terwijl de doorgraving van Holland op zijn smalst haar welligt eene betere, althans eene kortere verbinding met de Noordzee zal verschaffen. Voorts ligt zij aan de Rijn- en aan den Hollandschen spoorweg, terwijl ook de Staatsspoorweg zich met eene brug over het IJ tot binnen hare veste zal uitstrekken. Daarenboven is zij door middel van ruime kanalen met de voornaamste plaatsen van den omtrek verbonden.

Aanvankelijk — in de 13de eeuw — was zij een visschersdorp, dat zich allengs uit- breidde in de nabijheid van het kasteel der Heeren van Amstel, vooral aan de overzijde van het riviertje, waar zich thans de Warmoesstraat bevindt. Bij herhaling is dat dorp door de Kennemers verwoest, — bepaaldelijk na den moord van graaf Floris V, waarop wij reeds in het voorgaand artikel hebben gewezen. De gunstige ligging der plaats aan de Amstel en het IJ bevorderd haren bloei ongemeen. Daarenboven verwierf zij van de graven van Holland, waaraan zij na de verdrijving der heeren van Amstel onderdanig was, belangrijke voorregten. Weldra was zij eene stad, — eene koopstad, die in de 15de eeuw een aanmerkelijken handel dreef op de Oostzee. Intusschen werden hare wallen, die haar aan de landzijde halvemaansgewijs omgaven, tot vier malen toe geslecht, om telkens — in 1585, 1592, 1612 en 1658 — haar eene nieuwe uitbreiding te bezorgen. De voormalige buitengrachten zijn hierdoor in sierlijke binnengrachten herschapen en onder de namen “Singel, Heerengracht, Keizersgracht en Prinsengracht” bekend. Reeds in 1622 waren er 100.000 inwoners, — een getal, dat in 1796 tot 217.000 gestegen was en thans ruim 270.000 bedraagt, waaronder zich ruim 30.000 Israëlieten bevinden. Het jaar 1795, dat ons in onmin bragt met Engeland, het hierop gevolgde continentaal-stelsel en het verlies onzer overzeesche bezittingen gaven er een geweldigen knak aan den handel. Het is derhalve geen wonder, dat het verarmde Amsterdamsche volk in 1813 het sein gaf tot den opstand tegen Frankrijk en tot de terugroeping van het huis van Oranje. Na dien tijd is er de handel aanmerkelijk toegenomen, vooral ook omdat er de hoofdmarkt was en bleef voor koffij, thee, suiker en tin , maar hij is er betrekkelijk minder vooruitgegaan dan te Antwerpen en te Rotterdam. Een uitgebreide effectenhandel schijnt er nadeelig op handelsondernemingen van meer degelijken aard te werken.

Intusschen telt Amsterdam ook eene menigte inrigtingen van nijverheid. Er zijn — volgens opgaven van 1864 — 22 scheepmakerijen met 57 werven, 75 houtzaagmolens, 19 zeilmakerijen, 9 touwslagerijen, 8 fabrieken van stoom- en andere werktuigen, 246 diamantslijperijen, 21 suikerraffinaderijen, 21 likeurstokerijen, 226 tabaks- en cigarenfabrieken, 42 boekdrukkerijen, 38 steendrukkerijen, 178 meubelmakerijen enz.

De scheepvaart vindt er in het Ooster- en Wester-dok, die met groote sluizen voorzien en met steenen dijken omgeven zijn, uitmuntende havens. Bij het Oosterdok liggen ’s Rijks werf en het Entrepôt-dok, waar de grootste schepen kunnen laden en lossen.

Te Amsterdam bestond voorheen groot gebrek aan goed drinkwater, zoodat dit laatste in schuiten van elders derwaarts werd gebragt. Voor ’t overige moest men zich met regenwater behelpen, dat van de looden pijpen dikwijls zeer schadelijke looddeelen naar de bakken voerde. Thans is dat ongerief verholpen door de duinwaterleiding, die frisch en gezond drinkwater op alle verdiepingen der huizen levert.

De voornaamste straten en grachten hebben er eene boogvormige gedaante. Die straten zijn niet zeer ruim, maar met prachtige winkels versierd, terwijl op gemelde grachten, die met boomen zijn bepoot, aanzienlijke huizen van gebakken en gehouwen steen — veelal met marmeren vestibules en gangen — zich verheffen. De pleinen zijn er niet zeer ruim. Daartoe behooren: de Dam met een Monument ter gedachtenis van den volksgeest van 1830, de Botermarkt met een standbeeld van Rembrandt, de Nieuwmarkt, de Westermarkt, het Amstelveld enz. De belangrijkste gebouwen zijn het Koninklijk Paleis, vroeger het Raadhuis, naar het plan van Jacob van Kampen in de jaren 1648 tot 1655 gebouwd; het staat op 13659 palen en heeft bij eene breedte van bijna 80 Ned. el eene diepte van 66,5 en eene hoogte van 33 Ned. el, waarboven zich een koepeltoren ter hoogte van 11,6 Ned. el met een fraai klokkenspel verheft, — het Stadhuis, — de Beurs met 42 Ionische zuilen en eene gaanderij, — het Paleis van Justitie, — het Bankgebouw,— het Trippenhuis met kostbare schilderijen van oude meesters, — het Museum Fodor, — het Museum van der Hoop, — het gebouw Felix Meritis, — het Paleis van Volksvlijt, — het Amstelhôtel, — en onder de kerken: de Oude Kerk met beschilderde glazen en de graftomben van Jacob van Heemskerk, Abraham van der Hulst enz., — de Nieuwe Kerk met een uitmuntend orgel en met de praalgraven van de Ruyter, van Galen, Kinsbergen enz., — de Westerkerk met een zeer hoogen toren (67 Ned. el), — de Mozes- en Aäronskerk met schoone altaarstukken enz. Ook is er een Botanische tuin en eene keurige weidsch ingerigte en nergens overtroffene Diergaarde (Natura Artis Magistra), benevens een groot, nieuw aangelegd wandelpark, het Vondelspark genaamd naar Vondel, wiens standbeeld er geplaatst is. Men vindt er voorts een Athenaeum, eene Geneeskundige school, Seminaria van Doopsgezinde, Luthersche en Remonstrantsche godgeleerden, en onderscheidene scholen van middelbaar en lager onderwijs. Daarenboven heeft men er eene menigte gasthuizen, weeshuizen en dergelijke inrigtingen van liefdadigheid.

< >