Het gesteente van dezen naam is eene soort van kwarts en onderscheidt zich van het bergkristal enkel door de kleur, welke van donker-violet tot roodachtig wit verschillende schakéringen doorloopt en ook wel eens een grijzen of groenachtigen weêrschijn heeft of met strepen geteekend is. Zelden is de kleur regelmatig verdeeld, — zij vormt gewoonlijk lichte en donkere plekken. De kristallen van den amethyst hebben de gedaante van zeszijdige pyramiden of van zeszijdige zuilen. De steen is schelpachtig of splinterig van breuk, doorzigtig of doorschijnend en heeft een soortelijk gewigt van 2,65 tot 2,78. Hij is hard en krast het glas, maar wordt zelf gekrast door eene harde vijl.
Door gloeijing wordt hij kleurloos, zoodat men de kleur, voorheen aan ijzer- en mangaan-oxyde toegeschreven, thans afkomstig acht van ijzerzuur zout. Ontkleurde amethysten worden wel eens als topazen in den handel gebragt. Hij is vooral in kwartsgangen te vinden, bepaaldelijk in graniet, gneis, porfier en basalt. Hij komt in grooten getale uit Brazilië, maar de fraaiste exemplaren zijn wij verschuldigd aan Ceylon en aan Spanje. De amethyst wordt op eene koperen of looden plaat geslepen en men geeft hem hierbij zooveel vlakken als mogelijk is. De waarde der steenen is, naar gelang der kleur en der grootte, zeer verschillend. Voorheen betaalde men een fraaijen amethyst, die voor een zegelring kon dienen, met 25 gulden, doch die prijs is aan-merkelijk gedaald. Men vervaardigt valsche amethysten, die naauwelijks van de echte te onderscheiden zijn, maar ook meer geld kosten dan deze. De haar-amethysten, die dunne blaadjes ijzer-glimmer of naaldvormige kristallen van andere delfstoffen bevatten, hebben eene geringe waarde. Veel kostbaarder is de Oostersche amethyst, ook wel amethyst-saffier of violette robijn genaamd.