Allium L. of look is een plantengeslacht van de familie der lelieachtigen (liliaceën). Het draagt een zesdeelig, meestal wit of lilakleurig bloemdek en in elke bloem 6 meeldraden en één stamper. De bloemen zijn tot bloemschermen vereenigd. De stijl is enkelvoudig, de stempel rond, het zaad hoekig. De bollen dezer planten zijn gerokt.
Men verdeelt dit geslacht in de volgende groepen: codonoprasum met van onder zaâmgegroeide meeldraden, klokvormige kelken en hangende bloemen, waartoe a: carinatum (berglook) en a. oleraceum behooren, — porrum (prei) met a. ascalonium (sjalot), a. cepa (siepel), a. vineale (kraai-look), a. sphaerocephalum, a. porrum (gewone prei), a. sativum (knoflook) enz., — en allium met a. schoenoprasum (bieslook), a. moly (eene geel- bloeijende sierplant) enz. Look en uijen waren de geliefkoosde toespijs der Egyptenaren, en ook andere volkeren hebben waarschijnlijk de gewoonte om uijen te nuttigen aan de Egyptenaren ontleend. Bij de Grieken daarentegen werden de uijeneters uit sommige tempels geweerd.