Allah is de naam, onder welken de geloovige Mohammedanen den éénen God vereeren. Het woord is zamengetrokken uit de Arabische woorden al en ilah, het hooge, vereerenswaardige, en vermaagschapt met het Hebreeuwsche eloah. De leer van Allah, gelijk die in den Koran beschreven staat, is verheven en rein en vrij van alle bijgeloof en van alle Oostersche hartstogtelijkheid. De eenheid van God staat er op den voorgrond, en wel zoo sterk, dat de belijders van den Islam zelfs de Christenen als dienaars van een veelgodendom beschouwen.
De verschillende eigenschappen van Allah, 99 in getal, vormen een rozekrans van namen, die in bepaalde volgorde tot eene litanie verbonden zijn en gesloten wordt met den naam van Allah zelven, als den honderste, in wien alle voorgaande eigenschappen vereenigd zijn. Sommige Mohammedaansche secten verwerpen zelfs die eigenschappen, als in strijd met de eenheid des Allerhoogsten. Allah van Mohammed, als de eeuwige, zichzelf genoeg-zame, het heelal vervullende en onbeperkte gebieder over alle stoffen en krachten, als de openbare en verborgene, verschilt aanmerkelijk van Allah Taali der Arabieren vóór Mohammed. Deze god werd wel beschouwd als magtiger dan de overige, maar volstrekt niet als de eenige en ook niet als de opperheer der andere goden.