Albany is in de eerste plaats de naam van een Noord-Amerikaansch gebergte, een tak van het Alleghany-gebergte (Apallachen). Het loopt langs de St. Laurens-rivier, vormt een gedeelte der grenzen van Maine en Beneden-Canada en vereenigt zich bij Vermont met de Groene Bergen.
Vervolgens is Albany eene rivier van Britsch Noord-Amerika; zij ontspringt ten noorden van het Boven-meer en stort zich uit in de Hudsons-baai.
Voorts is zij de naam der hoofdstad van den Noord-Amerikaanschen Staat New-York, aan den regter oever der Hudson gelegen en eene van de belangrijkste steden der Unie. Zij is de zetel der wetgevende vergadering en telt bijna 60000 inwoners. Tot hare sierlijke gebouwen behooren: het ruime kapitool, van wit marmer opgetrokken, — het stadhuis, desgelijks van marmer en met een vergulden koepel gekroond, en de beurs, van graniet gebouwd. Men vindt er 33 kerken, eene universiteit en vele andere inrigtingen van onderwijs. De handel is er aanzienlijk en wordt door hare gunstige ligging en door talrijke spoorwegverbindingen, alsmede door hare bloeijende nijverheid ongemeen bevorderd. De stad is haren oorsprong verschuldigd aan eene Nederlandsche volkplanting, die eerst den naam droeg van Beverwijk, later dien van Willemstad. De West-Indische Compagnie deed er in 1623 het fort Oranje verrijzen. In het jaar 1644 kwam zij in het bezit van Engeland en van haren tegenwoordigen naam, en in 1797 werd zij tot hoofdstad van den staat New-York verheven. Ook in den staat Kentucky ligt een stadje van dien naam met omstreeks 5000 inwoners.
Eindelijk is Albany een district der Kaapkolonie. Het ligt tusschen de Visch-rivier en de Boshuan-rivier en telt op 85 □ geographische mijlen 16000 inwoners. De bodem is er heuvelachtig en met vruchtbare weide- en boschgronden bedekt, en vele Britsche landverhuizers begeven zich derwaarts. Zijne hoofdstad is Grahamstown en zijne haven Port-Elisabeth aan de Algoa-baai.