Vermont, de noordwestelijkste der Nieuw-Engeland-Staten, in het noorden grenzend aan Beneden-Canada, in het oosten aan New-Hampshire, in het zuiden aan Massachusetts en in het westen aan New York, heeft eene oppervlakte van 480,3 O geogr. mijl en draagt over zijne geheele lengte de keten der Green Mountains, waarvan de Moose Hillock (1460 Ned. el hoog), de Mansfield (1350 Ned. el hoog) en de Camels Hump (1246 Ned. el hoog) de aanzienlijkste toppen zijn. Ongeveer in het midden van den Staat vormt het gebergte een zadel, waarover de spoorweg van Montpelier (in het bekken der Connecticut) naar de vruchtbare vlakten aan het Champlainmeer is gelegd. Deze laatste is voor het verkeer met Canada een belangrijke waterweg en staat door een kanaal in verband met de Hudson-rivier. Het klimaat is er gezond, in weerwil van de drukkende hitte in den zomer en de felle koude in den winter.
De gemiddelde jaarlijksche warmtegraad bedraagt er ongeveer 7° C., — die van den zomer 17—19° C. In de dalen vindt men er een vruchtbaren grond, maar in het algemeen is het land er het meest geschikt voor de veeteelt. De voornaamste graansoorten zijn er tarwe en maïs. De bosschen leveren er prachtig timmerhout, en men wint er meer ahornsuiker dan in één van de overige Staten van de Unie. In 1874 had men er: 71000 paarden 313700 runderen, 53500 zwijnen en 543000 schapen. Vooral wordt er veel kaas gemaakt. Wél vindt men er ijzererts, koper en lood, pottebakkersklei en marmer, maar van de mijnontginning wordt weinig werk gemaakt. Ook met betrekking tot de nijverheid verkeert Vermont, in vergelijking met de overige Staten van Nieuw-Engeland, in een achterlijken toestand. Van belang zijn er hoofdzakelijk de houtzaag- en korenmolens, de looijerijen, de wolkammerijen en de wagenfabrieken.
De waarde van den invoer in Canada bedroeg in 1876 omstreeks 9 en die van den uitvoer vandaar 3 millioen gulden, terwijl het verkeer er bevorderd wordt door een spoorwegnet ter lengte van 1255 Ned. mijl. In 1870 telde er de bevolking 330551 zielen. Sedert 1867 bestaat er schooldwang, doch men eischt slechts, dat kinderen tusschen den 8- en 14-jarigen leeftijd jaarlijks gedurende drie maanden de school bezoeken. In 1874 waren er 4405 onderwijzers en ruim 78000 leerlingen, zoodat een aanzienlijk gedeelte der kinderen van het onderwijs verstoken blijft. Tot de inrigtingen van hooger onderwijs behooren er de University of Vermont, in 1791 te Burlington verrezen, het Middlebury College, in 1800 gesticht, en de Norwich University, benevens twee geneeskundige scholen. De tegenwoordige grondwet van dezen Staat is, wat de hoofdbeginselen aangaat, afkomstig van 1793 en 1836. De wetgevende magt is er in handen van een General Assembly, bestaande uit een Senaat van 30 en een Huis van Vertegenwoordigers van 249 leden, die, evenals de hoogste ambtenaren der uitvoerende magt, telkens na twee jaar aftreden. De gouverneur wordt bijgestaan door een van het Assembly aangestelden Raad (Council).
Ook de regters van het Hooggeregtshof (Suprème court) worden door de Assembly benoemd op tractementen van 6000 gulden. Daarenboven heeft men er regtbanken voor burgerlijke zaken (courts of chancery) en 14 graafschapsregtbanken of vredegeregten. De geldmiddelen verkeeren er in een gunstigen toestand en zijn niet. bezwaard met staatsschuld. De verkoop van geestrijke dranken is er aan beperkingen onderworpen, en de verkooper is verantwoordelijk voor de schade, door beschonkenen veroorzaakt. Een krankzinnigengesticht, een instituut voor doofstommen en een weeshuis worden er door den Staat onderhouden, en de hoofdstad is Montpelier. — De eerste volkplanting in Vermont werd in 1724 op de plaats van de hedendaagsche stad Brattleboro door lieden uit Massachusetts gesticht, en in 1831 vestigden zich Franschen aan het Champlainmeer. Van 1741 tot 1764 voerden New Hampshire en New York een hevigen strijd om het bezit des lands. Het Britsch Parlement erkende in 1764 de regten van New York, maar de kolonisten verklaarden zich in 1770 onafhankelijk, en New York was eindelijk bereid, in 1790 hunne onafhankelijkheid tegen eene betaling van 30000 dollars te erkennen. Den 4den Maart 1791 werd Vermont als souvereine Staat in de Unie opgenomen; hij zendt 2 senatoren en 3 vertegenwoordigers naar het Congrès.