Agave is een plantengeslacht van de familie der bromeliaceën. Het bloemdek dier planten is bloemachtig gekleurd, trechtervormig en van lange meeldraden voorzien. De stempel is driekant en knopvormig, en de vrucht eene driehokkige, veelzadige zaaddoos. De vleezige, dikke bladeren zijn aan de randen met tandvormige punten gewapend. Uit het midden van den dikken bladerbos verheft zich een bloemstengel, die wel eens 10 Ned. el hoog wordt. In onze streken verloopt er een groot aantal jaren, eer deze plant bloeit, — ’t geen in haar vaderland — Mexico — reeds na 5 of 6 jaren geschiedt.
Van de vele soorten is de agave americana, de zoogenaamde “honderdjarige aloë”, het meest bekend. Deze draagt op haren dikken wortel een korten stam, waarop zich eene kuif van vleezige, zeegroene, scherp gewapende bladeren verheft. Zij zijn meer dan 2 el lang en uit hun midden verrijst de bloemstengel, die bij zijn oorsprong meer dan eene el in omtrek en de gedaante van een armluchter heeft. Onder is hij bedekt met digt aangedrukte blaadjes, en hooger zendt hij horizontale takken uit, die eene pyramide vormen, welke wel eens 4000 fraaije, gele, geurige bloemen draagt, waaruit het honigsap bij elke beweging als een regen nederdroppelt.
In onze streken wordt deze plant dikwijls gekweekt. Men plaatste haar voorheen des zomers in tobben op den tuinmuur, waar zij eene fraaije vertooning maakte, zoodat zij wel eens van blik werd nagebootst. Des winters moet zij in huis tegen de vorst worden beveiligd. In een natten grond wil zij ook hier na verloop van 20 jaren wel bloeijen. Na den bloeitijd sterft zij.
In Mexico vervult deze plant eene belangrijke rol. Zij groeit er op de hoogvlakten van Puébla en Mexico op een dorren grond. Het fraaist vertoont zij zich in Toluca en Cholula, waar men ze in regte lijnen naast elkander zet. Alleen menschen, die eenig vermogen bezitten, kunnen zich met dien verbouw ophouden, daar de plant eerst na verloop van vele jaren winsten afwerpt. Dit geschiedt, wanneer de plant haren bloemstengel omhoog zendt, — ’t geen de kweeker opmerkt door het plotselijk regtop rijzen der buitenste, gebogene bladeren. Dan snijdt hij de bladeren uit het midden weg en hij omringt de gapende wonde met de zorgvuldig digtgebondene buitenste bladeren. In deze ruimte stroomt nu het sap, bestemd om den reusachtigen stengel te voeden. Driemaal daags schept hij ze leeg en verkrijgt van de krachtigste planten wel eens 7 Ned. kan op een dag. Daar de wonde 2 tot 3 maanden blijft vloeijen, kan hij eene aanzienlijke hoeveelheid sap verzamelen. Von Humboldt zegt: “De honig of het agave-sap heeft een aangenamen, zuren smaak. Wegens de suiker en het slijm, daarin aanwezig, geraakt het gemakkelijk aan het gisten, en om dit te bevorderen, giet men er een weinig oude zure pulque (uitgegist sap) bij. Dan geschiedt de gisting in 3 of 4 dagen. De drank gelijkt dan wel wat op cider, maar hij heeft den walgingwekkenden reuk van bedorven vleesch.” De voortbrenging daarvan is zoo aanzienlijk, dat in de steden Mexico, Puébla en Toluca in 1793 bijna twee millioen gulden voor agave-sap en pulque werd ontvangen. Die drank staat den vreemdeling eerst tegen wegens den onaangenamen reuk, maar hij gewent er zich spoedig aan en vindt dien voedend en versterkend.
Daarenboven gebruikt men in de keerkringsgewesten de agave-plant veelal tot ondoordringbare hagen of heiningen. Van de bladeren maakt men er eene sterke soort van hennep, benevens het papier, waarop de oude Mexicanen hunne hieroglyphen schreven.
De agave gewent zich zeer gemakkelijk aan een ander klimaat. Zij groeit overal langs de Middellandsche Zee en behoort tot de eigenaardigheden van het Italiaansche landschap. In Spanje en in Algerië is zij in overvloed voorhanden. De schrijver van dit artikel zag haar zoowel te Chiavenna op eene fraaije ruïne als op de Villa Palavicini aan den oever der Middellandsche zee. Haar meest noordelijke groeiplaats — in wilden staat — schijnt Botzen in Tyrol te wezen. Zij bezweek er in den harden winter van 1846 op 1847 voor de felle vorst, maar is er later weder geplant.
Men heeft wel eens beweerd, dat deze plant reeds vóór de ontdekking van Amerika in ons werelddeel groeide; het is echter hoogst waarschijnlijk, dat zij uit Mexico herwaarts is gebragt. Maar ook hier weet men niet met zekerheid het vaderland aan te wijzen van de aloude kweekplant, waaruit de Azteken hunnen wijn wisten te bereiden.
De afbeelding der bloeijende plant (a) op de voorgaande bladzijde is op eene aanmerkelijk verkleinde schaal, en de bijgevoegde deelen(b en c) zijn op de helft der natuurlijke grootte.
De wortel der agave werd weleer als een geneeskrachtig middel gebruikt. Van de overige agave-soorten noemen wij nog a. potatorum Zucc., die een sterken brandewijn (aguardiente de maguey) levert, a. lurida Ait., die op St. Helena langs de wegen wordt geplant, en a. sisaliana P., die een uitmuntenden hennep verschaft.