Zoo noemt men een ijzeren of houten toestel, waarop het geschut wordt geplaatst, om het gemakkelijk te kunnen bedienen, vervoeren en rigten. De affuiten zijn in den regel voorzien van tappannen, waarin de tappen der kanonnen rusten, en van eene stelschroef, waardoor men aan het stuk eene behoorlijke rigting kan geven. Zij hebben twee raderen en in het achterste gedeelte, de staart genaamd, vindt men het affuit-oog, waarmede het, bij het vervoer, aan een met paarden bespannen voorwagen bevestigd wordt.
Men heeft wal-affuiten, die op houten ramen zijn geplaatst, welke van voren om eene ijzeren spil en van achteren over rollen beweegbaar zijn, zoodat men hierdoor aan het affuit met het daarop gelegen stuk verschillende rigtingen kan geven, terwijl men tevens het kanon op zijn affuit achteruithalen kan, om bij het bedienen meer gedekt te wezen. Voorts heeft men belegerings-affuiten, die tot het aanvallen van vestingen worden gebruikt en weinig geschiktheid hebben, om kanonnen over groote afstanden te vervoeren. Die geschiktheid vindt men bij de veld-affuiten, welke in staat moeten wezen, om gedurende een veldslag de snelste manoeuvres te volgen. De veld-affuiten zijn met eene ketting of een touw aan den voorwagen verbonden. Men heeft veld-affuiten voor het ligte en voor het zware veldmaterieel, alsmede berg-affuiten, die in onze Oost-Indische bezittingen worden gebruikt. Eindelijk vindt men op de schepen scheeps-affuiten en sleden. De carronnade-sleden, uit eene vaste onder- en verschuifbare bovenslede bestaande, is door middel van een bout met het stuk verbonden, en de bovenslede door eene broeking en door talies bevestigd.