hoogheid - Zelfstandignaamwoord
1. aanzien, grootheid, majesteit
2. (adel) iemand die een zeer hoge adellijke rang bekleedt
♢ Nadat zijne hoogheid gearriveerd was kon de plechtigheid beginnen.
Woordherkomst
afgeleid van hoog met het achtervoegsel -heid
Verwante begrippen
eerwaarde, majesteit
Gepubliceerd op 04-12-2017
hoogheid
betekenis & definitie