Wat is de betekenis van Hoogheid?

2024-04-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

hoogheid

Het begrip hoogheid heeft 2 verschillende betekenissen: 1) verhevenheid. het hoog zijn; verhevenheid. 2) hoge adellijke. iemand van hoge adel, direct onder de koning of koningin; hooggeplaatst persoon, die van adel is; ook: aanspreektitel voor een persoon van hoge adel. Wordt als aanspreektitel met een hoofdletter gespeld.

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hoogheid

hoogheid - Zelfstandignaamwoord 1. aanzien, grootheid, majesteit 2. (adel) iemand die een zeer hoge adellijke rang bekleedt Nadat zijne hoogheid gearriveerd was kon de plechtigheid beginnen. Woordherkomst afgeleid van hoog met het achtervoegsel -heid Verwante begrippen eerw...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

hoogheid

hoogheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: hoog-heid 1. titel van koningen en prinsen ♢ hier is Hare Koninklijke Hoogheid prinses Maxima 2. voornaamheid door geestelijke bagage ♢ hij beschikt o...

2024-04-20
F.J.J. Tebbe

Encyclopedie Koninklijk huis

Hoogheid

In Europa is Hoogheid de aanspreektitel van hertogen en vorsten van lagere rang en eventueel voor verder van de troon verwijderde verwanten van een koning. Ten tijde van de Republiek der Verenigde Nederlanden kwam hij in gebruik voor de prinsen van Oranje en de vorsten van Nassau-Dietz. Aanvankelijk werden de stadhouders aangesproken met Excellenti...

2024-04-20
Lexicon van het Koninklijk Huis

F.J.J. Tebbe (2005)

Hoogheid

Zie aanspreektitels.

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

hoogheid

majesteit; grootheid, aansien; hooghartigheid, trots.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hoogheid

s., hegens, heechheit.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hoogheid

v., 1. het hoog-zijn, hoge staat, aanzien : heden in hoogheid verheven, morgen onder de aarde, aardse grootheid is vergankelijk ; 2. fierheid als gevolg van hoge geboorte of van geestelijke voornaamheid: een zekere hoogheid als van een geboren aristocraat; hoogheid van geest; — onaantastbaarheid: de hoogheid van het r...