Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Veer (Abraham de)

betekenis & definitie

geb. op Curaçao 8 Jan. 1767, overl. te Paramaribo in den nacht van 1 op 2 Febr. 1838, zoon van Johannes de Veer, Gouverneur van Curaçao, legde zich op Curaçao eerst op den landbouw toe en trad, na aldaar verscheidene posten te hebben bekleed, in 1796 op als ‘Commissaris der bestellingen’ en in 1801 als Ontvanger-generaal en Lid van den Raad van Politie. De kolonel en kapitein t/z.

C.M. Buschman, die na den vrede van Amiens in 1802 belast was met de overneming van Curaçao van de Engelschen, droeg aan hem en aan C. Berch het beheer op. In deze betrekking was hij in het bijzonder belast met de uitoefening van het militair gezag en bekend is zijne krachtige afwering van een geduchten aanval der Engelschen bij de wederuitbarsting van den oorlog in 1803. In 1805 werd J.P. Changuion uit Nederland gezonden om het gouvernement van Curaçao over te nemen, waarop De Veer terugtrad in de betrekking van ontvanger.

Nadat Curaçao op 1 Jan. 1807 door een Engelsch eskader was veroverd, vertrok De Veer in Maart 1807 naar Nederland. Kort daarop benoemd tot Commandeur Generaal ter kuste van Guinea, met den rang van Generaal Majoor, zeilde hij 5 Maart 1808 uit, maar het schip werd door een Engelsch fregat naar Plymouth opgebracht en hij gevangen gehouden, tot hij in 1809 werd uitgewisseld. Hij vertrok daarop over Noord Amerika naar zijne bestemming, waar hij bij aankomst het kasteel belegerd vond door een groot leger Fantijnen, bijgestaan door Engelsch geschut en ammunitie. Het gelukte hem spoedig een vredestractaat met den vijand te sluiten. In 1812 had hij een opstand onder zijn eigen garnizoen te dempen. In 1816 gaf hij het bestuur over aanDaendels en werd bij zijne komst in Nederland naar West-Indië gezonden om het bestuur van St. Eustatius, St. Martin en Saba te gaan overnemen. In 1822 werd hij benoemd tot gouverneur van Suriname, waar hij zich in het bijzonder verdienstelijk maakte door het tegengaan van den sluikhandel in slaven, door zijne maatregelen tot wederopbouw van de door den brand van 1821 verwoeste hoofdstad, door zijne voorzieningen tot herstel van het finantiewezen en de geldcirculatie en tot bevordering der vaccine en de bestrijding der lepra. Bij de vereeniging in 1828 van de W.I. koloniën tot één gouvernement-generaal, verviel de betrekking van gouverneur van Suriname. De commissaris Generaal Van den Bosch stelde De Veer op wachtgeld; bij K.B. van 28 Jan. 1829 volgde het eervol ontslag.

Litt. Brief van G.S. De Veer (Bijdr. tot de kennis d. Nederl. en vreemde koloniën, Utr. 1844, blz. 259-271). - Handelingen en Geschr. v.h. Ind. genootsch. te 's Gravenh. 6e jaarg. 1859, blz. 78-91. - G.S. De Veer, Aant. op een adres van den heer F.A. Eckhardtde Mesquita a.d.

Tweede Kamer d. St. Gen. Utr. 12 Dec. 1858. - J. Wolbers Gesch. v. Suriname, Amst. 1861, blz. 616-633. - A.A.

Vorstenman van Oyen, Stamen Wapenboek v. aanz. Nederl. Familiën, Gron. 1890, blz. 254. - P.A. Euwens, Curaçao in 1803-1804 (Onze Eeuw, 1907, IV, 229-262, 427-449,1908, I, 247-273).