Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Malaria

betekenis & definitie

MOERASKOORTS, PALUDISME. Van de oudste tijden af hebben de zoogenaamde moeras- of periodieke koortsen de aandacht bezig gehouden van ontelbare onderzoekers, die de meest uiteenloopende theorieën voor haar ontstaan hebben verkondigd.

De meest verspreide meening was dat vergiftige uitwasemingen van moerassen de oorzaak waren. In 1880 publiceerde Laveran zijne ontdekking van een in het bloed van malarialijders voorkomende parasiet, de malaria-plasmodiën (Zie PROTOZOA) en sedert is de kennis van de oorzaak der ziekte snel vooruitgegaan. Golgi vond dat de periodiciteit der koortsaanvallen samenviel met de verschijning van een nieuwe generatie der parasieten in de roode bloedcellen. Ronald Ross ontdekte de parasieten in zeker stadium in den maagwand van deAnopheles-muskiet (zie aldaar en onder DIPTERA) en sedert hebben tal van onderzoekers de ontwikkelingsgeschiedenis der parasieten bestudeerd en aangetoond dat de Anopheles de overbrenger der malaria is. De in vele landen met uitstekend gevolg ondernomen bestrijding van de malaria gaat uit van deze algemeen aangenomen theorie. Toch schijnt het niet afdoende bewezen dat men niet malaria-lijder kan worden ook op andere wijze. Jhr. C.J. van Reigersberg Versluys, die den spoorweg van Paramaribo naar de Sarakreek aanlegde, trekt op grond zijner waarnemingen, de geheele muskieten-theorie in twijfel. Daarentegen verzekert Flu dat de gezondheidstoestand van het leidend personeel bij den spoorwegaanleg heel veel beter werd, toen het niet langer behoefde te huizen in noodkampen, die niet muskietvrij waren.

Het karakteristieke van de koorts bestaat in haar periodieken terugkeer, om den anderen dag (tertiana) of met andere intervallen (quartana, quintana, enz.). De gewone malaria-aanval begint met koude rillingen, die van één tot twee uur aanhouden; daarop wordt de eerst koude huid brandend heet en droog, en de temperatuur, die reeds in het koude stadium verhoogd was, stijgt tot 40° en hooger. Na 3-5 uur volgt een overvloedig zweeten, waarbij de temperatuur snel daalt. Tusschen de aanvallen voelen de lijders zich in den regel vrij wel. Bij de ‘pernicieuze’ malaria, die vooral in de tropen voorkomt en daarom de tropica heet, vertoonen zich, behalve de genoemde verschijnselen, ook nog bewusteloosheid, deliriën en krampen.

Tot dusver zijn drie verschillende parasieten bekend, n.l. die van de tertiana, die van de quartana en die van de tropica, welke zoowel in grootte, bewegelijkheid, pigmentvorming, sporenvorming als door den duur van haar ontwikkelings-cyclus verschillen. Deze duur is bij de tertiana en de tropica 48 uur, bij de quartana 72 uur. Door dubbele of gemengde infectie ontstaan de quotidiana en de andere vormen.

De miltzwelling, die na elken malaria-aanval sterker wordt, heet in Suriname koekoe.

In de kolonie komt de malaria in alle vormen voor; in de kuststreek is ze gewoonlijk goedaardig, in de binnenlanden heerscht de tropica, die te Paramaribo alleen voorkomt bij lijders die haar uit de bosschen medebrengen. Zooals reeds in het art. BOSCHNEGERS is opgemerkt, meent Flu dat de pernicieuze malaria in de binnenlanden van Suriname is gebracht door de uit Afrika ingevoerde en naar de bosschen gevluchte slaven, die de Afrikaansche malaria meebrachten. Bij de Indianen zou deze malariavorm zijn opgetreden door hun aanraking met de boschnegers en later met de goudzoekers. Andere vormen van malaria zijn waarschijnlijk aan Zuid-Amerika eigen geweest, daar het specifieke middel tegen deze koortsen, de kinabast, door de Indianen is ontdekt, zeker vóór 1638. Onder de Boschnegers is de tropica zeer verbreid; nagenoeg alle jonge kinderen worden er door aangetast en vertoonen ook miltzwelling; de mortaliteit schijnt bij hen echter niet groot te zijn en langzamerhand ontwikkelt zich bij hen een betrekkelijke immuniteit, die op lateren leeftijd toeneemt; de miltzwelling verdwijnt geheel.

Anders is dit bij de Indianen; deze verkrijgen de immuniteit niet, en juist hierop grondt Flu zijne meening, dat zij vóór hunne aanraking met de Boschnegers niet aan de tropica leden. In de districten komen het meest de tertiana en de quartana voor, de eerste onder de Britsch-Indische, de laatste meer onder de Javaansche immigranten, die de infectie uit Oost-Indië schijnen mede te brengen. Waar op de plantages de tropica voorkomt, is zij er gebracht door menschen, die in de binnenlanden werkzaam zijn geweest. Sprekende in 't algemeen kan men zeggen, dat het zwarte ras het best, het blanke ras het minst weerstand biedt aan de malaria, terwijl bij kleurlingen de weerstand des te geringer is naarmate zij meer blank bloed hebben.

De bestrijding der malaria kan plaats vinden

1o. door uitroeiing der muggen,
2o.door de ontwikkeling der larven tegen te gaan,
3o. door de bronnen, waaraan de Anopheles zich infecteert - d.i. den malarialijder - door een stelselmatige chinine-behandeling onschadelijk te maken. In de zeer schaarsbevolkte binnenlanden kunnen de eerste twee methoden geen toepassing vinden en de derde methode zou afstuiten op den onwil of de onverschilligheid van de Boschnegers en de in de bosschen vertoevende arbeiders, zooals bij den spoorwegaanleg gebleken is. Die zich daar tegen malaria wil beschutten, zal dit geheel persoonlijk moeten doen, door zich te vrijwaren tegen den steek van muskieten en door een chinine-prophylaxe. Op de plantages en vooral in de hoofdplaats is de bestrijding zeer goed mogelijk, maar tot dusver is het koloniaal bestuur (zie HYGIËNE) hierin te kort geschoten. Toch zouden de uitgaven, aan de bestrijding besteed, opgewogen worden door de winst aan arbeidskrachten, in een kolonie, die lijdt aan bevolkingsnood, een zaak van groot belang.

Op Curaçao schijnt de Anopheles niet voor te komen. Malaria heerscht er dan ook niet, tenzij bij personen die in Venezuela en Columbia werk zijn gaan zoeken. Daar de Anopheles ontbreekt geven deze lijders, die in den regel spoedig herstellen, geen aanleiding tot besmetting van anderen. Ook op de andere eilanden komt malaria slechts sporadisch voor, wanneer ze van buiten wordt ingevoerd.

Litt. Van de verbazend uitgebreide litteratuur, worden hier slechts vermeld de geschriften, die meer in het bijzonder op de W.I. koloniën betrekking hebben: Jhr. C.J. van Reigersberg Versluys. Aanteek. betr. spoorwegaanleg in Suriname (De Ingenieur van 29 Febr. 1908). - D.G.J. Bolten. Visschen als muskietenverdelgers (Bulletin no. 19, Juli 1909, van het Dept. van Landb. in Suriname). -JuliusJ. Halfhide.

Schadelijke insecten en dieren en de daardoor veroorzaakte ziekteprocessen. Haarlem 1911,6e gedeelte (met zeer uitvoerig historisch overzicht en litteratuuropgave). - P.C. Flu, Rapport omtr. Malaria-onderzoek in de binnenlanden van Suriname. 's-Gravenh. 1912. - H. Ferguson. Eenige mededeelingen omtr. de hygiënische toestanden op Curaçao (Bijlage E van het Kol. Verslag 1914).