Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Kustgesteldheid

betekenis & definitie

De grootere valleien loopen uit op een baai en daar is de kust vlak, overal elders is ze steil. De groote der baaien houdt verband met de dalen die daarin eindigen.

De grootere baaien zijn van de zee gescheiden door zandbanken en alleen toegankelijk voor schepen van geringen diepgang. De voornaamste zijn: aan de zuidkust: Simson-baai, Cole-baai, Grootbaai; aan de oostkust: Geneve-baai, Guanabaai, Oysterpond, Embouchurebaai, Orientbaai; aan de noord- en noordwestkust: Anse Marcel, Anse de Grande Case, Gallowsbaai, Marigot-baai, Anse des Sables en Redpondbay. Grootbaai, waaraan Philipsburg ligt, is beschut voorden heerschenden wind, doch open voor zuidelijke winden. Aan de oostzijde ligt het voorgebergte Pointe Blanche, aan de westzijde het vervallen fort Amsterdam. In de lijn die deze beide punten verbindt is goede ankergrond in 5 a 6 vadem water. Bezuiden de baai ligt op ± 3000 M. afstand de Proselyte of Man of War-klip, waarop slechts 2% vadem water staat; zij is echter wegens het bijzonder heldere water goed zichtbaar als men er dichtbij is.

In de orkaanmaanden van Juli tot Oct. zoeken de schepen, ook van naburige eilanden, beschutting in de Oysterpond, die beschut is tegen de dan heerschende winden. Van dien tijd wordt veelal gebruik gemaakt om de schepen te kielen.Het dagelijksch verschil van eb en vloed is zeer gering.

Aan de oostzijde van het eiland liggen verscheidene eilandjes en rotsen, aan de noordzijde twee kleine.

Bevolking

Toen Columbus het eiland ontdekte was het door Karaïben bewoond en bebouwd en evenals de omliggende eilanden was het zeer boschrijk. Niet lang daarna werden deze Indianen door de Spanjaarden van San Domingo naar elders vervoerd om ze als mijnslaven te gebruiken.

In 1630 schreef De Laet: ‘Daer en is geen volck op’. Nadat de kolonisatie begonnen was nam de bevolking snel toe. Volgens Raynal waren er omstreeks 1770 op het Nederl. gedeelte 639 blanken en 3518 slaven. In 1816 telde het Nederl. gedeelte van het eiland 3559 inwoners, n.l. 715 blanken, 293 vrijlieden (221 mulatten en 72 negers) en 2551 slaven (294 mulatten en 2257 negers). Al de slaven behoorden aan particulieren, behalve één, die door het gouvernement was aangekocht ‘tot den dienst van scherprechter’ Van de blanke creolen - 679 in getal - werd verondersteld dat zij allen van Engelschen oorsprong waren.

Nagenoeg ¾ van de bevolking woont in Philipsburg; de districtsbewoners zijn gevestigd in de nabijheid der plantages. In 1910,1911,1912,1913en 1914werden respectievelijk geboren: in echt: 44, 42, 45, 34 48. buiten echt: 82, 76, 77, 73, 68 kinderen.

Een eigenaardig deel van de bevolking vormt het blanke, blauwoogige, blondharige visschersvolk van Simsonsbay-village, waarvan de afkomst onzeker is. Dr. Boeke acht het waarschijnlijk dat ze van St. Barths afkomstig en uit Zweden daarheen gekomen zijn; op St. Thomas bestaat een dergelijke uit St. Barths stammende kolonie.

Hamelberg is van meening dat er onder hen ook afstammelingen van Zeeuwen zijn. Dr. Boeke schatte de bevolking dezer in bijna volslagen afzondering levende kolonie in 1906 op 269 personen, waarvan 80 visschers.

Over de verdeeling der bevolking naar de gezindten zie EEREDIENST. Over het onderwijs zie aldaar. Engelsch is de taal, die op het eiland gesproken wordt.

Middelen van bestaan

De zoutwinning (zie aldaar) is het oudste en nog steeds het voornaamste bedrijf. Van de verwachtingen, die men in het laatste decenium van de vorige eeuw koesterde van de mangaanontginning, is niets gekomen. Landbouw (zie aldaar) en veeteelt zijn van eenig belang. De visscherij kon van meer beteekenis zijn. Visch is het hoofdvoedsel op het eiland. Over de sigarenindustrie is gehandeld onder NIJVERHEID.

Eenige pottenbakkerij wordt er door de vrouwen beoefend; die van Simsonsbaai maken ook stroohoeden. Voor het eigenaardige muntwezen, zie aldaar.

Litt. Johannes de Laet, Beschr. v. West-Indiën, Leiden 1630, blz. 38. Père Labat, Nouv. Voyages aux Isles Frang. de l'Amérique, Paris 1742. G. Th.

Raynal, Wijsg. en Staatk. gesch. v.d. bezitt. en. d. kooph. der Europeanen in de beide Indiën. Amst. 1782, IX, Aanhangsel, blz. 177. M.D. Teenstra, De Nederl. W.I. Eilanden, Amst. 1837, II, 230-318.

Idem, Bekn. Beschr. v.d. Nederl. overz. Bezitt. Gron. 1852, blz. 720-725. Dr.

I. Dornseiffen, Het eiland St. Martin (T.A.G. 1883, VII, 126-142, met uitvoerige kaartbeschrijving). J.H.J. Hamelberg, (Eerste jaarl. Versl.

Gesch-, Taal-, Land- en Volkenk. Gen. gevestigd te Willemstad. Amst. 1897 blz. 160-165). H. Zondervan, Die niederl. Westind.

Inseln (Geogr. Zeitschr. 1901, VII, 4ter Heft, blz. 215-219). Prof. F.A.F.C. Went, Rapp. omtr. d. toestand v. land- en tuinb. op de

Nederl. Antillen (Bijl. V Kol. Versl. v. Curaçao van 1902). D.H. Havelaar, Rapp. betr.

eene reis door de Kol. Curaçao (Bijl. O . Kol. Versl. v. Curaçao van 1903). H.

Van Kol, Naar de Antillen en Venezuela, Leiden 1904, blz. 204-227. C.J. Hudig, De Zout-industrie op het eiland St. Martin (De Ingenieur, 24 Juni 1905, blz. 402-412). Dr. J.A.

Portengen, Sint Martin (Tijdschr. v.h. Nederl. Zeewezen, 15 Juli 1916, blz. 216-218). Mias, L'île de St. Martin (Ann. d'Hyg. et de Médec. colon. 1906, blz. 14). Dr.

Boeke, Rapp. betr. een voorl. onderz. v.d. toest. v.d. Visscherij, enz. in de kol. Curaçao, 's-Gravenh. 1907, blz. 112-113. I. Boldingh, The flora of the Dutch West-Indian Islands St. Eustatius, Saba and St.

Martin, Leiden 1909, blz. 241-243. Dr. D. Van

Blom, Niederl. West-Indien (Schriften d. Vereins für Sozialpolitik, 1912, Bd. CXLVII, ZweiterTeil, blz. 159-161). Dr. J. de Hullu, St.

Martin en Saba omstreeks 1818 (De Ind. Gids, Febr. 1916, blz. 197-220). Koloniale Verslagen. Zie ook de litteratuur bij AARDKUNDE en SINT EUSTATIUS, GESCHIEDK. OVERZICHT.

II. Aardkunde.

Zie aldaar.

III. Geschiedkundig overzicht.

Zie bij SINT EUSTATIUS.

< >