is gegist druivensap; dus bijna overal, waar druiven groeien, die daartoe geschikt zijn, wordt wijn gemaakt. Omstreeks October worden de rijpe druiven geplukt, gekneusd en uitgeperst; het sap, de most, is oorspronkelijk lichtgeel.
Worden de schillen en pitten dadelijk afgescheiden, dan behoudt het sap zijn oorspronkelijke kleur en ontstaat er witte wijn; blijven de schillen er in, dan deelt de rode kleurstof zich aan het gistende vocht mede en krijgt men roden wijn. Bij de eerste gisting gaat de druivensuiker over in alcohol en koolzuur; deze gisting geschiedt in open kuipen, opdat het koolzuur zal kunnen ontsnappen.
De schillen en pitten worden nu in ieder geval verwijderd, waarna de nagisting, die enige maanden duurt, kan volgen en waarbij zich wijnsteen en gist op den bodem van het vat afzet. De jonge wijn heeft nog weinig geur en is wrang door de aanwezigheid van looizuur.
De wijn kan nu in gesloten vaten bewaard worden en na een paar jaar in gesloten flessen, waarbij na verloop van jaren het looizuur neerslaat en de eigenaardige geur, bouquet genaamd, zich ontwikkelt. Bordeauxwijn van goede herkomst heeft misschien wel vijftien jaar nodig om tot volle ontwikkeling te komen, na 25 of 30 jaar gaat de kwaliteit weer achteruit.
Goede Bourgogne blijft soms langer op peil, maar dit alles hangt veel van het karakter van den jaargang af. Warme, zonnige zomers leveren gewoonlijk een voller, rijker en krachtiger product dan koude zomers, die schralen, dunnen wijn brengen.Het maken van wijn is welhaast zo oud als het menselijk geslacht zelf; bij de Grieken vinden wij den wijn als een gave van den god Dionysus vermeld en ook in Egypte en Klein-Azië was de wijn algemeen bekend. De Romeinen kenden, behalve Italiaansen, Spaansen en Grieksen wijn, ook de Franse wijnen, benevens den Moezel- en den Rijnwijn. In onzen tijd groeit de wijnstok bijna overal in het warmere deel van de gematigde zóne en in het sub-tropische klimaat.
