Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Universiteit

betekenis & definitie

is de naam van een inrichting voor veelzijdig (eigenlijk: alles omvattend) onderwijs op wetenschappelijken grondslag. De afgegeven diploma’s hebben wetenschappelijke betekenis, doch geven meestal ook enige wettelijke bevoegdheid (effectus civilis), bijv. om op te treden als advocaat, rechter, leraar enz.

De universiteit behoort tot het Hoger Onderwijs, evenals de hogescholen; het verschil tussen beide is, dat een universiteit alzijdig is, dus een aantal faculteiten telt, en een hogeschool éénzijdig is, dus in den regel slechts één faculteit bevat.

Het onderwijs wordt gegeven door hoogleraren, buitengewone hoogleraren, bizondere hoogleraren, lectoren en privaatdocenten. De eerste twee hebben zitting in den Senaat, de derden kunnen daar op voorstel der eerste twee groepen zitting in krijgen. Het college van curatoren vormt het contact tussen de universiteit, den senaat en dengene, aan wie de universiteit behoort: Rijk, gemeente, stichting. Zie verder: School (Hoger onderwijs).

In de Middeleeuwen kreeg de universiteit haar eersten opbloei in Italië (Bologna sedert 1219, Napels 1224), waar die in Bologna beroemd werd, vooral door haar juridisch onderwijs, en in Engeland (Oxford 1248, Cambridge 1257). Uit heel Europa stroomden de studenten er naar toe. De theologen trokken toen naar Parijs. Daar studeerde ook Erasmus. Met de Hervorming komen er steeds meer universiteiten. Het Protestantse Noord-Europa wil zijn eigen universiteiten hebben, ieder land zijn eigen wetenschappelijk centrum.

In ons land stichtte Willem I de eerste universiteit te Leiden. Oorspronkelijk onderwees men er alleen godgeleerdheid en rechten, maar al spoedig volgden wis- en geneeskunde. Naar onzen aard wilde toen ieder gewest zijn eigen universiteit: Friesland in Franeker, Groningen in Groningen, Gelderland in Harderwijk en Utrecht in de gelijknamige hoofdstad.

Waar men de huidige veelzijdigheid aan de universiteit toen nog niet kende, werden in de 17e eeuw nog enige takken van wetenschap niet beoefend, bijv. biologie, geschiedenis, natuurkunde. Eerst in de 19de eeuw groeide de universiteit in haar naam.

Ten tijde van Napoleon werden alle Nederlandse universiteiten op Leiden na opgeheven, daarna verrezen weer alle, terwijl ook het Athenaeum te Amsterdam (in 1877) universiteit werd; spoedig verdwenen die te Harderwijk en te Franeker.

Al behoren de Nederlandse Universiteiten tot de jongere in leeftijd (vóór 1575, datum van de stichting der Leidse universiteit, vinden wij er in Europa al 54), door het peil van het onderwijs en door de wetenschappelijke prestaties kloppen zij menige oudere universiteit.