Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Gemeente

betekenis & definitie

Reeds van de oudste tijden af hebben de mensen in groepen en groepjes bij elkander geleefd. Waarom men in groepen tezamen leefde? Wel, als groep voelde men zich sterker tegenover de natuur, de wilde dieren en ook tegenover andere groepen mensen of bepaalde machtige mensen.

Immers: eendracht maakt macht. Samen vormden die leden van een groep een gemeenschap.

Tot gemeenten (het woord in zeer algemenen zin gebruikt) werden die groepen eerst, toen ze zich op een vaste plaats gingen vestigen. In Europa gebeurde dit met enkele nederzettingen in den alleroudsten tijd, — met de meeste, speciaal ook in Noord-Europa, in de Middeleeuwen.

Soms kreeg de gemeente op den duur den vorm van een stad, om een burcht gebouwd, als b.v. Utrecht en Nijmegen, soms van een groot dorp, b.v.

Amsterdam en den Haag.Tegenwoordig is ons hele land verdeeld in gemeenten, meestal bestaande uit een stad of groot dorp met het omliggende land, of uit enkele gehuchten met het land er omheen; men spreekt zo van stads- en plattelandsgemeenten.
Gemeenten zijn dus kleinere gemeenschappen, bestaande uit burgers van een staat, samenwonende in een klein deel van een provincie, die weer een deel van het staatsgebied is, welke gemeenschappen tot op zekere hoogte zelfbestuur of autonomie hebben. Immers in de Gemeentewet is bepaald, dat verordeningen van zo’n gemeente niet iets mogen regelen, dat voor rijks- of provinciale wetgeving gereserveerd is. Is dus een bepaalde zaak reeds door Rijk of provincie geregeld, dan mag de gemeente zich hiermee niet bemoeien. Verder kunnen alle gemeentelijke verordeningen bij Koninklijk besluit worden geschorst of vernietigd op grond van strijd met wet of algemeen belang, terwijl sommige besluiten van den gemeenteraad en wel met name die, welke de eigendommen en financiën der gemeente betreffen, aan de goedkeuring van Ged. Staten onderworpen zijn.
Behalve de regeling van haar eigen aangelegenheden heeft de gemeente ook nog tot taak de uitvoering van de wetten en verordeningen van rijk en provincie, en ook hierbij heeft de gemeente een zekere zelfstandigheid.
Het bestuur van de gemeente bestaat uit een raad, een burgemeester en wethouders. De burgemeester wordt door de Koningin benoemd voor den tijd van 6 jaar en is daarna herbenoembaar. De leden van den raad worden bij rechtstreekse verkiezing gekozen door de ingezetenen van de gemeente.
Het aantal raadsleden loopt van 7 tot 45, naar gelang van de grootte der gemeente. 'Om de 4 jaar treden de raadsleden af.
De burgemeester is voorzitter van den raad en kan tevens ook raadslid zijn, doch dit is niet vaak het geval. Uit de raadsleden worden 2 tot 6 wethouders gekozen, die met den burgemeester het dagelijks bestuur van de gemeente vormen.
Verder zijn er in elke gemeente een secretaris en een gemeente-ontvanger, die beiden door den raad worden benoemd.
De burgemeester treedt op als uitvoerder van de regelingen van hoger hand, terwijl voor de regeling en het bestuur van de gemeente de raad in het algemeen alle bevoegdheid heeft.
Burgemeester en wethouders voeren het dagelijks bestuur van de gemeente: zij moeten o.a. de verordeningen, door den raad gemaakt, uitvoeren; de inkomsten en uitgaven der gemeente beheren; zorgen voor de instandhouding, bruikbaarheid, vrijheid en veiligheid van wegen, straten, pleinen enz.
Behalve de burgerlijke gemeente, zoals we hierboven hebben beschreven, kan het woord gemeente ook nog betekenen godsdienstige gemeente. De eerste Christelijke gemeente ontstond te Jeruzalem onder leiding van de Apostelen en in navolging daarvan ontstonden weldra in allerlei steden gemeenten, o.a. te Thessalonica (Saloniki), te Efeze, enz. In de zendbrieven van Paulus (N.T.) kun je de namen van vele van die oude gemeenten terugvinden.
Ook nu nog spreekt men onder de Protestantse Christenen van gemeenten, die meestal onderdelen zijn van een kerkgenootschap, b.v. de Ned. Herv. kerk, de Geref. kerk enz., en hierdoor onderworpen aan bepaalde leerstellingen en vormen. Bij de Doopsgezinden echter is iedere gemeente zelfstandig en aan generlei vormen gebonden. In de R. Kath. kerk spreekt men niet van gemeenten, doch van parochies.