Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Schiller

betekenis & definitie

Johann Christoph Friedrich von Schiller, de grote Duitse dichter, werd op 10 November 1759 te Marbach in Wurttemberg geboren, waar zijn vader officier was. Oorspronkelijk was hij voor den geestelijken stand bestemd en bezocht hij in Ludwigsburg, waar de familie zich in 1766 vestigde, de Latijnse school.

Maar reeds in 1773 werd aan zijn leven een andere richting gegeven. De hertog van Wurttemberg, Karel Eugenius, had te Stuttgart de (latere) Karlsschule gesticht voor kinderen van officieren, om tot dokter of advocaat opgeleid te worden.

Ook Schillers vader werd uitgenodigd, en ofschoon de jonge Friedrich weinig zin had zijn toekomstdromen op te geven, moest hij gehoorzamen. Hij studeerde aanvankelijk in de rechtswetenschappen en daarna, in de medicijnen, tot 1780.

In deze jaren ontwikkelde zich zijn dichterlijk genie; Klopstock en (later) Goethe hadden groten invloed op zijn vorming. De strenge tucht thuis en op school, de onderworpenheid, die tegenover den vorst geëist werd, en de sociale toestanden van dien tijd hadden de gemoederen van vele jeugdige idealisten in beroering gebracht, en ook bij Schiller een opwinding veroorzaakt, die zich bij hem niet in politiek-revolutionnaire daden, maar in een dramatisch werk, „de Rovers”, uitte.

Hoe gebrekkig naar vorm en karaktertekening dit toneelstuk ook zijn moge, het verraadt ontegenzeggelijk reeds het dichterlijk genie van den nauwelijks 20-jarigen jongeling. Het werd in 1782 in Mannheim opgevoerd en oogstte veel succes.

Maar de Hertog was over dit revolutionnaire drama zeer gebelgd, strafte den dichter met 14 dagen arrest en verbood hem ooit weer „een comedie” te schrijven. Toen vluchtte Schiller naar Mannheim, maar werd daar in zijn verwachtingen bitter teleurgesteld.Na enig rondzwerven vond hij bij de moeder van zijn studievriend, mevrouw von Wolzogen in Bauerbach (Thüringen), een vriendelijk tehuis en de nodige rust om zich aan zijn letterkundigen arbeid te wijden. Zijn volgende werken waren Fiesco, Kabale und Liebe en Don Carlos, die hem wel naam, maar weinig materieel voordeel opleverden. Tn 1787 vestigde hij zich in Weimar, waar hij toen in den ongeveer 10 jaren ouderen Goethe en in Wieland trouwe vrienden vond. Door Goethe’s invloed werd Schiller in 1789 benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de geschiedenis aan de universiteit te Jena. Voor de drukkendste materiële zorgen beveiligd en in een innig gelukkig huwelijk met Charlotte von Lengefeld, vond Schiller in Jena zijn oude energie en werklust terug. Hier schreef hij een groot deel van zijn balladen en lyrische gedichten; verder het beroemde „Lied von der Glocke” en later zijn meesterwerken, de drama's „De Maagd van Orleans”, „Maria Stuart”, „Wilhelm Teil” en de trilogie „Wallenstein”. Van zijn geschiedkundige geschriften is voor ons wel het belangrijkste „De geschiedenis van de vrijmaking der Nederlanden”.

In 1802 was de dichter, op voorspraak van den hertog van Saksen-Weimar, in den adelstand verheven. Zijn gezondheid was zwak en herhaaldelijk moest hij het bed houden. 12 Mei 1805 overleed hij.

< >