Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Goethe

betekenis & definitie

(1749—1832). Duitslands grootste en veelzijdigste dichter en tevens een der machtigste geesten, die de wereld gekend heeft, was Johann Wolfgang (von) Goethe.

Hij werd in 1749 te Frankfort a.d. Main geboren uit een welgestelde patriciërsfamilie.

Zijn vader, raadsheer van den Keizer, was een deftig, ernstig man met een open oog voor de verlichte denkbeelden der 18e eeuw; van zijn moeder, Katharina Elisabeth Textor, erfde hij, zoals hijzelf verklaard heeft, zijn dichterlijke gaven en zijn levendige natuur. Hij kreeg een uitstekende opvoeding, leerde al heel jong Latijn, Grieks, Frans, Engels, Italiaans en ook Joods-duits, waardoor hij later kwam tot de studie van het Hebreeuws. In 1765 ging hij studeren aan de Universiteit te Leipzig, doch om de colleges gaf hij niet veel.

Wel maakte de stad Leipzig, waar in die dagen een hoog ontwikkeld intellectueel leven heerste, groten indruk op hem. Hij schreef er twee toneelstukken, „Die Laune der Verliebten” en „Die Mitschuldigen”.In 1768 werd hij echter ziek en moest naar huis terugkeren, waarna hij in 1770 te Straatsburg zijn studiën voortzette. Hier maakte hij kennis met den dichter Herder, die hem Homerus, Shakespeare en de Gothiek leerde kennen, hem zelfs de verzen van Ossian (naar het heet een Keltische bard uit de 3de eeuw) voorlegde en die een groten invloed heeft gehad op zijn verdere ontwikkeling. Ook verloofde hij zich daar met de predikantsdochter Friederike Brion uit Sesenheim, aan wie hij enkele van zijn mooiste gedichten heeft gewijd; doch gedreven door zijn onstuimige, ongedurige natuur, verbrak hij een jaar later deze verloving weer.
Nadat hij zijn studiën in de rechten voltooid had, vestigde hij zich in 1771 als advocaat te Frankfort, waar hij zijn werkkring weinig ernstig opnam. Een jaar later werd hij volontair aan het Hof van Appèl te Wetzlar. Hij schreef hier in de volgende vier jaren tal van beroemd gebleven werken, o.a. „Götz von Berlichingen”, en later „Das Leiden des jungen Werthers”, waarin hij de ervaringen beschrijft van een jongeman, die een vurige liefde heeft opgevat voor een meisje, dat zelfs niet aan hem denkt. Een ongelukkige liefde van Goethe zelf voor Charlotte Buff, die met een ander verloofd was, lag hieraan ten grondslag.
Goethe is in zijn leven heel vaak verliefd geweest, maar hij was met zijn ongedurige, steeds zoekende natuur geheel ongeschikt voor het huwelijk. Verscheidene vrouwen hebben echter een groten invloed op zijn leven en werken uitgeoefend; hij had n.l. de eigenschap, dat hij, wanneer zijn liefde hem verdriet bracht, zijn stemmingen in een kunstwerk kon uiten, en spoedig daarna was hij zijn leed weer vergeten.
In zijn Frankfortsen tijd ontstonden ook reeds grote stukken van zijn meesterwerk „Faust” en van „Egmont”.
Al spoedig was Goethe beroemd geworden; tal van belangrijke personen, als Klopstock, Pestalozzi, F. Jacobi e.a. stelden er prijs op, kennis met hem te maken.
In 1774 en 1775 deed hij reizen langs den Rijn en naar Zwitserland. In 1775 maakte hij kennis met Lili Schönemann, een mooi en verstandig meisje, die een tijd zijn verloofde was... maar ook ditmaal kwam het weer niet tot een huwelijk. Tal van bekende gedichten zijn uit deze periode uit Goethe’s leven afkomstig, o.a. „Neue Liebe, neues Leben”, „Das Veilchen”, „Lili’s Park”, „Das Heideröslein” en „Der König in Thule”.
In het eind van het jaar 1775 werd de verloving verbroken en trad Goethe te Weimar in dienst van den jongen hertog Karel Augustus, waar hij o.a. de leiding had van het Hoftheater en later Geheimraad en president der Kamer werd; hij werd de intiemste vriend van den Hertog en genoot hoge eer te Weimar. Ook werd hij er in den adelstand verheven.
Te Weimar was Goethe het middelpunt van een kunstenaarskring, waartoe o.a. Wieland behoorde. Ook ontmoette hij hier Charlotte von Stein, een vrouw, die veel ouder was dan hij en die een zeer gunstigen, veredelenden invloed op hem schijnt gehad te hebben door haar grote beschaving en mooi karakter.
Na 1775 ontstonden o.a. de mooie balladen „Erlkönig”, „Der Fischer”, „Lieder Mignons” en het overbekende, door Schubert getoonzette, lied „Uber allen Gipfeln ist Ruh”.
Toch kon Goethe het in deze hof-omgeving, waar zijn tijd zeer in beslag genomen werd door ambtsbezigheden en feesten, op den duur niet uithouden. Hij vertrok tijdelijk naar Italië (1786—1788), waar hij zich verdiepte in de kunstwerken der oude Grieken en waar, tengevolge hiervan, een grote ommekeer in zijn gedachtenleven zich voltrok. Het was een hoogtepunt van zijn leven.
Na zijn terugkomst in 1789 ondervond hij een grote teleurstelling door de breuk met Charlotte von Stein, die hem zijn vertrek naar Italië zeer kwalijk genomen had. In 1794 ontstond, na een korte ontmoeting in 1788, een nauwe vriendschapsband tussen Goethe en den groten dichter Friedrichvon Schiller, die voor beiden van grote betekenis was. Nadat Schiller in 1799 ook te Weimar was komen wonen, spraken beiden elkaar dagelijks. In 1797 had Goethe het beroemde gedicht „Hermann und Dorothea” geschreven.
Toen Schiller in 1805 stierf, kon Goethe zich langen tijd niet over dit verlies heenzetten. In 1806 huwde hij met Christiane Vulpius, een eenvoudig meisje, die voor zijn innerlijk leven weinig betekenis heeft gehad. In het jaar 1808 verscheen het eerste deel van zijn meesterwerk „Faust”, een wereldberoemd boek, waaraan hij het grootste deel van zijn leven heeft gewerkt.
In 1816 stierf zijn vrouw, in 1817 legde hij, ontmoedigd door de intriges van het hofleven, zijn betrekking te Weimar neer.
Zijn laatste liefde was Ulrike von Levetzow, aan wie hij zijn „Trilogie der Leidenschaft” wijdde .In 1825 werd de dichter ter herdenking van den dag, waarop hij voor 50 jaar te Weimar was aangekomen, door duizenden vereerders uit binnen- en buitenland als een vorst gehuldigd.
Zijn laatste jaren waren zeer moeilijk, vooral door den dood van hertog Karl August en van zijn enigen zoon August, die zijn vader door zijn lichtzinnig leven veel verdriet heeft gedaan.
Tot het laatst toe werkte hij met hartstochtelijken ijver door. Het laatste werk van hem is „Wilhelm Meisters Wanderjahre” en het tweede deel van „Faust” (zie ook: Faust). Dit laatste verscheen eerst na zijn dood. In 1832 overleed hij, een onsterfelijke herinnering achterlatend.