Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Robben

betekenis & definitie

Robben zijn roofdieren, die grotendeels in het water leven en daarvoor door hun merkwaardigen lichaamsbouw ook uitstekend geschikt zijn. Ze worden verdeeld in drie families: de zeehonden, de oorrobben (zeeleeuwen en zeeberen) en de walrussen.

Al deze soorten hebben een spoelvormig lichaam, bedekt met kort, dicht, glad haar. De kop is in verhouding klein en eindigt in een stompen snuit, voorzien van een knevel, bestaande uit talrijke en sterke tastharen.

Als ledematen hebben zij vier korte vinpoten, d.w.z. deze gelijken op vinnen, doch zij hebben nog ongeveer den bouw en de gewrichten van poten; de vijf tenen met goed ontwikkelde klauwen zijn door zwemvliezen verbonden. De staart is kort en kegelvormig.

De hersens en zintuigen zijn goed ontwikkeld, oorschelpen hebben ze bijna niet (behalve dan de oorrobben), maar ze kunnen de oorgaten en ook den neus met kleppen afsluiten. Robben leven hoofdzakelijk in de gematigde en koude luchtstreken van beide halfronden, maar komen ook voor in warmere streken, zoals .op de kust van Californië en Japan.

Als hoofdvoedsel gebruiken zij vis en daarnaast ook veel schelp- en schaaldieren. De huid van de robben behoort tot de gezochte pelterijen en ook hun traan heeft waarde, zodat er veel jacht op hen wordt gemaakt.De gewone zeehond is een goede bekende op onze Waddeneilanden, in de Zeeuwse wateren en in de vroegere Zuiderzee. Ook kan men hem een enkelen keer op de banken in onze grote rivieren waarnemen. Hij is een geweldige visverslinder en vernielt soms de netten der vissers, zodat hij als schadelijk wordt beschouwd. Door de felle vervolging neemt het aantal zeehonden sterk en voortdurend af. Op het droge kunnen zij slechts langzaam en onbeholpen vooruitkomen, zodat de dieren, wanneer zij op de zandbanken, waar ze gaarne slapen, worden verrast, volkomen weerloos zijn en gemakkelijk met een enkelen knuppelslag op den snuit kunnen worden gedood.

Voor de Groenlandse Eskimo’s is de zeehond, wat de koe is voor ons, sterker nog: wat de palm is voor de inlanders. Letterlijk alles van dit dier wordt door hen gebruikt: van de huid maken zij kleren, van de darmen touw, van de beenderen wapens, en het vet dient — behalve voor de verlichting — met het vlees als voedsel.

Zeeberen, die wel tot 2½ meter lang worden, leven aan de kust van Zuid-West Afrika, Patagonië en Zuid-Georgië (ten Z.O. van Patagonië). Om de met dicht wolhaar bezette, kostbare huid werden zij in zulke grote aantallen gedood, dat zij slechts door beschermende maatregelen voor een volkomen uitroeiing konden worden bewaard. Nu neemt hun aantal in den laatsten tijd dan ook weder toe.

Nauw aan den zeebeer verwant is de Californische zeeleeuw, die een geheel gladde huid heeft en veel in dierentuinen voorkomt. Het is een slim dier, dat zich goed laat temmen en africhten en kunstjes kan leren.

Verreweg de grootste van de robben is de geweldige walrus, waarvan het mannetje tot 6 meter lang wordt met een borstomvang van 3—3 ½ meter. De hoektanden in de bovenkaak bereiken bij het mannetje soms een lengte van 80 c.M., zodat de walrus er geducht en schrikwekkend genoeg uitziet. Hij leeft in de Noordelijke Ijszee en op de kusten van N.O. Azië en N.W. Amerika en voedt zich bij voorkeur met mosselen en zeewier. Met de forse slagtanden woelt hij den zeebodem los om de schelpdieren te bemachtigen.

Is dit voedsel schaars, dan onderneemt hij vaak verre tochten in zee om vis te vangen. Ook hij wordt evenals de andere robben veel gejaagd om zijn huid en zijn enormen vetvoorraad, terwijl ook zijn vlees goed eet baar moet zijn.

< >