Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Remonstranten

betekenis & definitie

Tijdens den opstand van de Nederlandse Provinciën tegen Spanje, reeds vóór het Twaalfjarig Bestand, was de Gereformeerde Kerk tot de officiële kerk geworden, de staatskerk. Wel was volgens art. 13 van de Unie van Utrecht iedereen vrij in zijn religie en mocht niemand te dezer zake „achterhaald” of „onderzocht” worden, maar de openbare uitoefening van andere godsdiensten of kerkgenootschappen was verboden.

Eerst ten tijde der Franse Revolutie is dit verbod, waaraan echter nimmer streng de hand gehouden is, opgeheven. Natuurlijk mochten dus in de regeringslichamen alleen belijders van de officiële kerk zitting nemen.

Zodra, na het sluiten van het Twaalfjarig Bestand, de oorlog niet meer in de eerste plaats aller geesten geboeid hield, traden de verschillende opvattingen omtrent den godsdienst en omtrent de verhouding van de Kerk tot den Staat meer op den voorgrond, deels van leerstelligen, deels van persoonlijken aard.De Leidse professor in de godgeleerdheid Gomarus was de leider van hen, die volkomen aan den Heidelbergsen catechismus en de daaraan toegevoegde Nederlandse Belijdenis vasthielden; zijn, reeds in 1609 overleden, ambtgenoot Arminius vertegenwoordigde de minder orthodoxe richting. Aan hen ontlenen de beide partijen hun oorspronkelijke namen: Arminianen en Gomaristen. Kort na het overlijden van Arminius, in 1610, kwamen diens aanhangers te Gouda bijeen om een stuk op te stellen, gericht aan de Staten van Holland, waarin vooral de artikelen, die over^ den godsdienst handelden, sterk de aandacht trokken. Dit stuk noemden zij de Remonstrantie en zichzelf Remonstranten. Door de missive aan de Staten van Holland kwam het godsdienstig verschil op het gebied der staatkunde. Zo, kreeg de tegenpartij vanzelf den naam van Contra-Remonstranten.

Van Oldenbarnevelt trad tot geen van beide richtingen toe, doch gevoelde meer voor een godsdienstvrijheid, zoals Willem de Zwijger die gewild had, dan de onbuigzame Gomaristen. Volgens zijn inzicht behoorde de kerk onder toezicht van de regering te staan en zo deed hij de Staten van Holland een besluit nemen in dezen geest, dat nooit ten uitvoer is gekomen.

Weldra sloegen de vlammen van den strijd naar alle kanten uit. Iedere predikant moest bij het aanvaarden van zijn ambt den Catechismus en de Belijdenis ondertekenen, evenals alle nieuwe lidmaten. Zij, die aan deze geschriften een vrijere uitlegging gaven, de Arminianen dus, door hun tegenstanders „rekkelijken” genoemd, stonden bij de hogere klassen, bij de regenten der Hollandse steden, meer in aanzien dan de Gomaristen, „preciezen” genoemd, welke meer naar den geest der kleine burgerij en der plattelandsbevolking predikten. Zo beheerste de partijzucht der tegenstanders het gehele openbare leven en ontbrandde de strijd bij elk beroep opnieuw. Alleen Zeeland, Groningen en Drenthe hingen onverdeeld de zuivere leer aan, Holland was overwegend Arminiaans.

De Staten van Holland besloten niet aanstonds op de Remonstratie te antwoorden, doch eerst de partijen te horen; hierdoor werd de twist nog erger. '

In de Staten-Generaal wilde men m’et een synode een eind aan de kwesties maken. Doch Holland weigerde daartoe mede te werken. Inmiddels was de godsdiensttwist geworden tot staatkundig geschil. Maurits koos in 1617 partij voor de contra-remonstranten en verklaarde, dat hij den godsdienst desnoods met het zwaard zou verdedigen. De voornaamste leiders der Remonstranten werden gevangen genomen, Oldenbarneveldt werd in 1619 onthoofd, nadat in 1618 de Dordtse Synode de Remonstrantse leer verworpen en de Remonstrantse predikanten afgezet had.

Dezen weken naar Antwerpen uit, waar zij 30 September 1619 de Remonstrantse broederschap oprichtten. Inmiddels werden in ons land bijeenkomsten van Remonstranten in particuliere woningen uiteengejaagd; terwijl de opwinding nog toenam na den moordaanslag op prins Maurits.

Toch kwamen nu betere tijden, vooral na 1625, toen Frederik Hendrik stadhouder was geworden. Vele Remonstranten keerden terug, hun bijeenkomsten werden oogluikend toegelaten en men richtte kerkgebouwen in, die zo onopvallend en achteraf mogelijk waren gelegen en waar men gemakkelijk uit kon wegkomen, als men overrompeld werd. Aan de ontwikkeling van hun leer werd verder niets in den weg gelegd, reeds in 1644 hadden zij ter opleiding hunner predikanten een seminarie in Amsterdam, dat in 1873 naar Leiden verplaatst werd.

De Remonstranten zijn nooit sterk in aantal geweest, in 1920 telden zij ruim 31000 lidmaten, voornamelijk onder de ontwikkelden in de steden, vooral in Holland. Het voornaamste kenmerk van hun leer is, dat zij, evenals de Doopsgezinden, een kerkgenootschap vormen, dat van zijn leden geen vast-omschreven geloofsbelijdenis eist. Naar het woord, dat aan Arminius wordt toegeschreven: „Eenheid in ’t nodige, Vrijheid in ’t onzekere en boven alles de Liefde'’ zijn verschillende opvattingen bestaanbaar en verenigbaar.