is de naam van een beroemd goudland, vanwaar de Hebreeën goud, paarlen, edelstenen en andere kostbare zaken verkregen. In den Bijbel lezen wij (1 Kon. 9 en 10), dat de schepen van koning Salomo met de schepen van koning Hiram van Tyrus naar Ofir (of Ophir) stevenden en vandaar meebrachten veel almuggimhout en kostelijk gesteente en aan goud vierhonderd en twintig talenten.
Waar dit rijke land gelegen heeft, weten wij niet, omdat wij nergens een plaatsaanduiding vinden. Men heeft verondersteld, dat het nabij den mond van den Indus, in Zuid-Arabië of in Zuid-Afrika moet worden gezocht.
De bekende Engelse schrijver Rider Haggard gaat in zijn roman ,,De diamantmijnen van koning Salomo” van de laatste veronderstelling uit.