Een woord, dat gaat verdwijnen.
Zestig jaar geleden was er nog wat te ontdekken. Niemand was nog aan een der polen geweest. Afrika was nog voor een deel geheimzinnig-onbekend. Thibet idem, Siberië lag nog niet voor ons open en wijzelf hadden ook in Indië nog heel wat te ontdekken. Naast het Sneeuwgebergte in Nieuw-Guinea was er nog onbekend gebied genoeg.
En nu!
Ja, heel precies kennen wij de omgeving van de Zuidpool nog niet. Men is er nog aan het wegnemen van het geheimzinnige dek, dat over dat deel van de aarde ligt.
Zeker — de Pool zelf kennen wij al sedert 1911 en 1912. Maar hoe het met het geheimzinnige pool-vasteland zit, weten wij nog niet precies. Tussen Australië en de Kaap heeft men vrij wat land ontdekt. Maar wat is dat voor land? Is het één vasteland? Of is het een geweldig complex eilanden met nauwe straten, Ontdekkingsreizen, gelijk wij ten Noorden van Amerika vinden? Hoe zit het met de Ross Zee? En wat is er tussen Koning Edward VII land, Prinz-Regent Luitpoldland en de Shetland-eilanden (bij Vuurland)? Dat weten wij nog niet precies, daar is nog wèl wat te ontdekken. En met één vliegtochtobservatie wordt dit enorme gebied niet even bekend als de Place de la Concorde te Parijs.
Maar dat is dan ook de laatste hap, — is dat ontdekt, dan zijn wij met de aarde klaar!
Wat hebben wij dan een geweldigen weg afgelegd sedert Columbus westwaarts ging zeilen, wat hebben wij een moeilijkheden, een gevaren getrotseerd, voor dat wij dan nu kunnen verklaren, dat althans geographisch geen grote nieuwigheden op aarde meer zijn te vinden. En wat een eer voor ons, Nederlanders, dat wij in die geweldige taak van een 450 jaar lang, meer dan ons aandeel gehad hebben.
Want dat hebben wij.
Zo wij in het onderzoek der poolstreken in latere tijden niet de allereerste rol spelen (namen als Spitsbergen en Barentszee herinneren eraan, dat wij er toch ook als eersten geweest zijn, al hebben o.a. Scott en Peary ’t grote succes gehad), dan hebben wij toch in het landontdekken wel een record geslagen met Nieuw Holland, Tasmanië, van Diemensland. Het is waar, de naam Nieuw Holland hebben de Engelsen van de kaarten geschrapt. Dat heet nu, ook bij ons (zo zijn wij!) Australië. En van Diemensland, Arnhemsland enz. vind je ook niet meer op Engelse kaarten. Doch de resten, Tasmanië, Nieuw Zeeland, van Diemenbaai kunnen de Engelsen niet verdonkeremanen. Die blijven herinneren aan de Tasmans, de van Diemens, de Carstenszen, de Pieterszen, de Hartogen, de opvarenden van het „Duyfken”, die naast Cook, d’Entrecasteaux, Oxley, Sturt e.a. zo’n groot aandeel hebben gehad in de ontdekkingstochten in dat deel van de wereld.
Dat wij ook in Indië natuurlijk veel ontdekkingswerk hebben gedaan, — laatstelijk met de expeditie-Lorentz, die het Sneeuwgebergte op N. Guinea ontdekt heeft en in den allerlaatsten tijd aangevuld met de ontdekkingen van Dr. A. Colijn, die gesteund werd door vliegtuigen — spreekt vanzelf. In Afrika hebben wij onder de ontdekkers slechts één representant gehad, freule Tinne, die drie belangrijke tochten in Afrika gedaan heeft (de eerste twee met haar moeder) en ten slotte in 1869 door een Toeareg vermoord is. Daar zijn het een grote reeks burgers van andere landen, van wie vooral Livingstone, Stanley, de Brazza’s en Wissman als ontdekkers naam hebben gemaakt.
Hebben in de ontdekking van Indië en Amerika de Portugezen en de Spanjaarden (denk aan Da Gama, Magelhaes, Cortez, Pizarro) een hoofdrol gespeeld, bij de ontdekkingsgeschiedenis van de Noord-Westelijke doorvaart (zie aldaar), die in de Franklin-episode zo’n spannend verloop had, waren het vooral Engelsen (en ook Amerikanen), die op den voorgrond stonden (zoals Russen en Scandinaviërs bij de Noord-Oostelijke doorvaart), terwijl ’t ook Engelsen en Amerikanen waren, die al geruimen tijd zo’n grote rol gespeeld hebben bij het Poolonderzoek, waarin ook de Scandinaviërs (denk aan mannen als Nordenskjöld, Amundsen, Nansen) zich onderscheiden hebben. Een groot Scandinaviër — Sven Hedin — is het ook, die in den laatsten tijd in het hartje van Azië zoveel groot ontdekkingswerk heeft gedaan, waar hij in de verte de sporen van Marco Polo (den voorganger van alle ontdekkingsreizigers uit de Nieuwe Geschiedenis) volgde. De geschiedenis van Marco Polo, een Venetiaan, die van 1252 tot 1323 leefde, klinkt als ’n sprookje. Met zijn vader en zijn oom, kooplieden als hij, was hij voor handelszaken naar den Chan der Tartaren Koeblai gereisd, die hem uitmuntend ontving en in wiens dienst hij grote reizen deed in zijn ontzaglijk gebied in Azië. Zodoende vergaarde hij veel kennis en veel rijkdommen, waarmee hij in 1295, na 24 jaar afwezig geweest te zijn, in Venetië terug kwam.
Als Aziatisch ontdekker moeten wij dan nog verder herinneren aan een Italiaansen prins, den Hertog der Abruzzen en aan den ontdekkingsreiziger Visser, bekend door zijn tochten door den Karakorum. En ten slotte zijn de ontdekkers niet louter landontdekkers en niet louter oppervlakte-ontdekkers. Zeer stellig neemt ook de fameuse duikboot K XVIII een ereplaats in naast het befaamde Duyfken en behoort ook Vening Meinesz gerekend te worden tot de groten van het soort Houtman, Zoutman, Tasman.