noemt men de zon, wanneer zij omstreeks middernacht aan den hemel staat. Dit verschijnsel ontstaat door den schuinen stand der aarde ten opzichte van de ecliptica.
Op 23 Maart en 23 September is de aarde juist van pool tot pool verlicht, maar enige dagen na den 23sten Maart blijft de Zuidpool geheel in het duister gehuld en heeft een klein gebied rond de Noordpool dag en nacht zonlicht. Die gebieden van 24 uur duister en 24 uur licht worden dagelijks groter en op 21 Juni schijnt de zon 23 ½ ° over de Noordpool heen, maar haar licht blijft dan 23 ½ ° van de Zuidpool verwijderd. Alle plaatsen, die op 66 ½ ° N. Breedte of meer liggen, kunnen dan de middernachtszon zien. Een half jaar later is hetzelfde op het Zuidelijk halfrond het geval.
De punten, waar de Noordpool en de Zuidpool gelegen zijn, hebben dus een half jaar dag en een half jaar nacht, plaatsen op 66 ½ ° breedte hebben één dag per jaar 24 uur nacht en één dag per jaar 24 uur dag.
