Iedere enigszins gegoede Hollandse huisvrouw bezat, nog niet zo heel lang geleden, een linnenkast met een groten voorraad keurig lijf-, bedde- en tafelgoed: haar trots en haar glorie. Dergelijk linnen was dan het klassieke lijnwaad van den ouden tijd, uit zuiver vlas geweven.
Er bestaan namelijk verschillende kwaliteiten van linnen, evenals de grondstof, waaruit het wordt vervaardigd, verschilt. Naast het vlaslinnen is er b.v. ook het henneplinnen (óf alleen van hennep óf van hennep en vlas), werklinnen (alleen van werk) en halflinnen (gedeeltelijk katoen, gedeeltelijk vlas).
Halflinnen is wel zachter dan zuiver linnen, maar het is lang niet zo sterk en ook werklinnen is minder sterk. Henneplinnen daarentegen is wel zeer sterk, maar ook erg grof.
De beste kwaliteiten zeildoek worden hieruit geweven, de minste uit werk. Pak-, zak- en andere soorten ruwlinnen worden uit hennep, werk of jute gemaakt.De soorten linnen, die voor lijf- en tafelgoederen worden gebruikt, zijn zeer verschillend in fijnheid en dichtheid en dragen zeer verschillende namen, afhankelijk van de gebruikte grondstof en van de vraag, of zij al of niet gebleekt, geverfd of bedrukt zijn, enz. De verschillende benamingen duiden alleen de soorten, niet de herkomst aan; zo wordt b.v. Hollands linnen in Bohemen en Silezië, Iers linnen niet in Ierland en Osnabrücker linnen in Engeland vervaardigd. Sluierlinnen, batist en Linon (licht batist) zijn fijne linnenweefsels.
Zeer vaak wordt een weefsel, dat gedeeltelijk uit katoen bestaat, voor echt linnen verkocht. Er bestaan verscheidene methoden, om dat bedrog, dat met het blote oog niet waarneembaar is, vast te stellen. Onder een mikroskoop, die ongeveer 120 maal vergroot, is het duidelijk te constateren, doch men brengt het ook vaak aan het licht door middel van chemische proeven, vooral die met zwavelzuur, waardoor katoen veel meer wordt aangetast dan linnen.