Een kluchtspel is een toneelstuk, waarin grappige, lachwekkende personen, toestanden of gebeurtenissen worden uitgebeeld. Het woord klucht moet zijn afgeleid van „klieven” en zoveel betekenen als „stuk”.
Reeds in de Middeleeuwen kende men de kluchtspelen, men noemde ze toen cluyten of sotternieën. Ze werden gewoonlijk gegeven na de opvoering van een abel spel— zie ook; Abel. Er zijn nog sotternieën bewaard gebleven uit het midden der 14e eeuw, b.v. „Die hexe”, „Drie daghe heere”, „Rubben”, „Lippijn”, enz. In het begin van onze Gouden Eeuw kwam deze vorm van toneelspel tot een merkwaardige ontwikkeling. Bekende schrijvers uit die tijden wijdden zich aan het schrijven van kluchten, zoals Coster, van Santen, W. D. Hooft (niet P. C.), Huygens („Trijntje Cornelisz”) en Fokkens. De voornaamste onder alle Nederlandse kluchtspelschrijvers is echter Bredero. Zijn stukken „De klucht van de koe”, „de Spaanse Brabander” en „De klucht van den molenaar” zijn heel bekend geworden.
De goede kluchtspelen hebben grote waarde voor de kennis van het volksleven dier dagen, omdat zij, hetzij direct, hetzij zijdelings, allerlei gebieden van het maatschappelijk en gezinsleven raken. Het middelpunt van deze stukken wordt meestal gevormd door personen, die in de omstandigheden, waarin zij optreden, voortdurend den normalen gang van zaken door hun onredelijkheid verstoren: b.v. een dronkaard, een lastige vrouw, een uitermate verlegen vrijer of een stotterende rechter. De grote ruwheid, onkiesheid en platheid, waaraan de kluchtspelen, zowel de 17eeeuwse als de andere, nagenoeg alle lijden, worden enigszins aannemelijk door den eenvoud en de ongekunsteldheid van den toenmaligen gedachtengang.
Enige jaren na den bloeitijd van het kluchtspel echter begonnen deze van karakter te veranderen: de oorspronkelijke eenvoud verdwijnt, de intrige wordt ingewikkelder, de aanvankelijke trouwhartigheid gaat langzamerhand verloren.
In de volgende eeuwen worden de kluchten minder talrijk en hebben zij vrijwel geen letterkundige waarde meer.
Tegenwoordig zijn de kluchtspelen bijna geheel verdwenen: de operette en de revue — zie aldaar — hebben ze verdrongen.
De kluchtspelen, die tot voor enkele jaren nog in ons land werden vertoond, waren meest van Franse of Duitse schrijvers.