Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Kameel

betekenis & definitie

Ieder van jullie kent natuurlijk den kameel; misschien hebben enkelen van jullie het dier zelfs wel gewoon op den weg gezien, toen ze uit Indië kwamen en door het Suezkanaal voeren.

Mooi zijn de kamelen nu juist niet. Ze hebben een groot, ruw behaard lichaam en een langen, gebogen hals. Op den rug dragen ze twee vetbulten.
In Centraal-Azië, aan de randen van de woestijnen en in de steppen, leven ze in ’t wild in kudden bijeen, maar sinds onheugelijke tijden heeft de mens ze al getemd en hen als huis- en last-, maar vooral ook als rijdier gebruikt.
Vanuit Azië heeft men den kameel overgebracht naar Afrika en daar heeft het dier zich aan de veranderde omstandigheden aangepast.
Uit den kameel heeft zich de dromedaris ontwikkeld, die maar één bult heeft en weinig behaard is.
In Azië gebruikt men hun vlees en hun melk en spint men garen van hun haar, terwijl men in de gebieden, waar weinig bomen zijn, zelfs met den mest het vuur stookt.
In Afrika gebruikt men vooral den dromedaris, „het schip der woestijn”, voor de lange karavaanreizen door de Sahara.
Die karavaanreizen zijn alleen mogelijk door den dromedaris. Hij is wel niet het ideale dier, waarover men zo vaak leest, maar geen ander dier kan hem vervangen. Een dromedaris kan in één keer honderd .liter water drinken, stel je dat eens voor! Van die honderd liter houdt hij dan een groot deel in reserve; zo kan hij in den winter tien en in den zomer drie dagen zonder water leven. Jullie begrijpt, wat een voordeel dat is op die woestijnreizen, waar water zo schaars te krijgen is.
Een nadeel van den kameel — dromedaris is een woordenboeken-woord, dat in de praktijk weinig gebruikt wordt — is, dat hij elk jaar zes maanden vacantie moet hebben, anders sterft het dier. Als jullie nu verder nog weet, dat elke karavaanreis ongeveer een half jaar duurt, dan begrijpen jullie, dat men zeer veel kamelen nodig heeft voor de karavanen.
De kamelen passen zich zeer sterk aan het gebied, waarin ze leven, aan, zó zelfs, dat men in de hamada en de serir, de rotsen kiezelwoestijn, andere kamelen moet gebruiken dan in de areg of zandwoestijn. De kamelen van de zandwoestijn zouden hun voetzolen open lopen in die andere woestijnen. Zo komt het, dat men op een karavaanreis nog al eens van dieren moet verwisselen.
Vooral als lastdier gebruikt men den kameel. Een karavaan van 300 tot 400 dieren vervoert ongeveer evenveel als men in vijf spoorwagons zou kunnen laden, n.l. 160 K.G. per dier. De karavaanhandel is in de laatste twintig, dertig jaar sterk achteruit gegaan; dit komt vooral, doordat men vanuit de steppen van de Zuidelijke Sahara spoorlijnen heeft aangelegd, door de vroeger onbegaanbare oerwouden, naar de kusten van Guinea en Senegal en doordat de slavenhandel, niet de slavernij, is afgeschaft.
Vroeger brachten de karavanen kostbare ladingen slaven, struisveren, ivoor en stofgoud van de grote markten: Timboektoe, Kano en Sinder door de woestijn naar de Middellandse Zeekust en Marokko en namen op hun terugweg Europese goederen, als katoenen stoffen, sieraden en wapens, maar ook veel zout mee terug. Thans gaat het grootste deel van dien handel over die spoorwegen naar de kust aan de bocht van Guinea.
De karavanen hadden veel last van de Toearegs, de nomaden van de woestijn, die hun kudden in de wadi’s (zie aldaar), de droge rivierdalen, en de randgebieden, weidden en belasting eisten van de dóórtrekkende karavanen.
In de oasen waren karavaanserails (karavanserais), herbergen, waar mens en dier konden overnachten en uitrusten. Ook aan de eindpunten van de karavaanwegen komen die natuurlijk voor.
Door de woestijn lopen bepaalde karavaanwegen, die de gidsen goed kennen; slechts een enkele steen hier en daar duidt den weg aan, die door het verstuiven van de duinen vaak omgelegd moet worden.
De rij-kamelen heten „mehari’s”; het zijn de beste exemplaren, die apart gedresseerd worden en sneller lopen dan de lastkamelen.
O.a. de Fransen hebben Toearegs als meharisten in hun dienst. Iedere man moet minstens twee dieren te zijner beschikking hebben. Ze vormen een soort woestijn-politie.

Ook in Azië kent men natuurlijk kamelenkaravanen. Door Mongolië trekken grote karavanen; vooral van Kalgan gaan de karavaanwegen uit en Oerga is het grote middelpunt. Sven Hedin beschrijft in zijn boeken vele zodanige karavaanreizen.
Ik hoop, dat ik jullie zo voldoende verteld heb van den kameel, die in het handelsverkeer door woestijngebieden zo’n belangrijke rol speelt. Alleen zij nog vermeld, dat de lama van Zuid-Amerika met den kameel verwant is.
— Eén soort kameel hebben wij nog overgeslagen en dat wel van een zuiver Hollands kameel, dat voorzover wij weten uit Holland afkomstig is en vooral in Holland heeft bestaan. Het is het scheepskameel, dat de vrachten (schepen) met zijn tweeën over ondiepten heen droeg en speciaal vroeger op de Zuiderzee nogal gebruikt werd.

< >