jullie
jullie - Persoonlijk voornaamwoord jullie - Bezittelijk voornaamwoord 1. (informeel) tweede persoon meervoud ♢ Ik ben jullie nieuwe leraar.
Wiktionary (2019)
jullie - Persoonlijk voornaamwoord jullie - Bezittelijk voornaamwoord 1. (informeel) tweede persoon meervoud ♢ Ik ben jullie nieuwe leraar.
Muiswerk Educatief (2017)
jullie - voornaamwoord uitspraak: jul-lie 1. persoonlijk voornaamwoord, tweede persoon meervoud, subject ♢ jullie moeten opschieten 2. persoonlijk voornaamwoord, tweede persoon meervoud, object ...
Hans Kaldenbach (2007)
Hoe gaat dat bij jullie? Hoe denken ze daar bij jullie over? Hoe doen jullie dat? Dit wordt altijd aan de minderheid gevraagd, nooit aan de meerderheid. U zult merken dat het woord ‘jullie’ de kracht kan hebben van een granaat, vooral als het gesprek toch al een beetje vechterig is. Migranten voelen zich door dit jullie buitengesloten. We horen er...
Van Dale Uitgevers (1950)
I. pers. vnw. 2de pers. m. en v. mv., bij gemeenz. aanspraak : gaan jullie mee ? ; ik heb het jullie wel gezegd ; ze hebben jullie gezien ; — als vocat. voor scheldw.: jullie lammelingen l — II. bez. vn. als voren: is dat jullie goed l
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
I. pers. vn. 2e pers. v./m. (mv.), bij gemeenz. aanspraak: gaan mee?; als vocatief voor scheldwoord: — lammelingen!; II. bez. vn. als voren: is dat — goed?
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: