Wat is de betekenis van Jullie?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jullie

jullie - Persoonlijk voornaamwoord jullie - Bezittelijk voornaamwoord 1. (informeel) tweede persoon meervoud Ik ben jullie nieuwe leraar.

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

jullie

jullie - voornaamwoord uitspraak: jul-lie 1. persoonlijk voornaamwoord, tweede persoon meervoud, subject ♢ jullie moeten opschieten 2. persoonlijk voornaamwoord, tweede persoon meervoud, object ...

2024-04-25
De A is van Amalia, die is allochtoon, een multiculti ABC

Hans Kaldenbach (2007)

Jullie

Hoe gaat dat bij jullie? Hoe denken ze daar bij jullie over? Hoe doen jullie dat? Dit wordt altijd aan de minderheid gevraagd, nooit aan de meerderheid. U zult merken dat het woord ‘jullie’ de kracht kan hebben van een granaat, vooral als het gesprek toch al een beetje vechterig is. Migranten voelen zich door dit jullie buitengesloten. We horen er...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Jullie

pron., jim(me); één van —, ien fan jimmen, jimmes; bij —, to jimmes.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jullie

I. pers. vnw. 2de pers. m. en v. mv., bij gemeenz. aanspraak : gaan jullie mee ? ; ik heb het jullie wel gezegd ; ze hebben jullie gezien ; — als vocat. voor scheldw.: jullie lammelingen l — II. bez. vn. als voren: is dat jullie goed l

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

jullie

1 pers. vnw. (jelui, gijlieden): wat doen jullie? 2 bezitt. vnw. (van jullie): jullie os.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

jullie

('julli) 1. bez. vrnw. : zakken. 2. pers. vrnw. : wat moeten hebben? → gij.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

jullie

I. pers. vn. 2e pers. v./m. (mv.), bij gemeenz. aanspraak: gaan mee?; als vocatief voor scheldwoord: — lammelingen!; II. bez. vn. als voren: is dat — goed?