is een bekende naam in onze Nederlandse schilderkunst. Een naam, die een uitstekenden klank heeft door twee schilders, vader en zoon, die dezen naam droegen. De vader Jozef Israëls (1824—1911) heeft langen tijd gegolden als een der voormannen van de Hollandse school.
Als figuur- en interieurschilder is hij in de eerste plaats beroemd geworden; veelal schilderde hij ook landschappen, vooral zeegezichten, doch altijd met menselijke figuren erop, die in het middelpunt van de handeling staan en waarbij het landschap als stoffering dienst doet. Bovendien stond bij Israëls het verhaaltje, de fabel van de schilderij, altijd op den voorgrond, wat mede een verklaring is van zijn grote populariteit.Israëls werd te Groningen geboren uit Joodse ouders en kreeg in deze stad zijn eerste onderricht. In 1840 vestigde hij zich te Amsterdam. Ook woonde hij een poosje voor studie te Parijs, doch van de Franse school leerde hij niet veel. Na zijn terugkeer in ons land begon een geheel nieuwe richting zich baan te breken in zijn kunst. Hij verliet de historische onderwerpen, die hij in zijn eersten tijd schilderde, en wendde zich tot de mensen om zich heen, die hij weergaf, zoals ze waren, niet in de eerste plaats zoekend naar uiterlijke schoonheid, maar vooral trachtend het innerlijk leven der mensen in hun dagelijksen strijd om het bestaan, in hun droefheid en blijdschap op het doek te brengen.
Zeer bekend waren Israëls’ schilderijen: „Na den storm”, „Langs moeders graf”, „Kinderen der zee”, „Een zoon van het oude volk” en „Als men oud wordt”. Een reusachtig doek „David, harpspelende voor Saul” hangt in het stedelijk museum te Amsterdam.
Een tweede figuur van belang in onze schilderkunst was Isaac Israëls (1865 —1934), een zoon van Jozef Israëls. Hij kreeg zijn opleiding aan de Academie te den Haag en stelde reeds in 1881-82 zijn eerste werken, meest studies uit het militaire leven, ten toon. Van een directen invloed van het werk van zijn vader is weinig te merken; hij ging geheel zijn eigen weg, al bewonderden vader en zoon elkaar wederkerig volkomen oprecht.
In 1885 vestigde hij zich te Amsterdam, waar hij evenals Breitner — zie aldaar — fel gegrepen werd door het Amsterdamse leven, stadsgezicht en mensen, als dienstboden en fabrieksmeisjes op straat, typen op de grachten, een danshuis met matrozen, figuren in een volkspark, een draaimolen: heel het bonte leven en bewegen van de grote stad. Doch telkens zocht en vond Isaac Israëls het weer in andere milieus en steeds weer wist hij met ongelofelijke virtuositeit zijn diepe indrukken weer te geven.
Isaac Israëls heeft veel gereisd. Hij woonde een tijdlang te Londen en heeft ook in ons Indië gewerkt, waar hij o.a. danseressen, gamelangspelers en hanengevechten schilderde. In October 1934 kwam hij in den Haag door een treurig ongeluk om het leven.