Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Heidemaatschappij

betekenis & definitie

In het begin van de tweede helft der vorige eeuw telde ons land nog vele woeste gronden, die door niemand begeerd werden. Heidevelden en duinen vormden verreweg het grootste deel van deze terreinen.

Zo nu en dan reed wel eens een boer met zijn tweewieligen wagen holderdebolder over de ruige vlakte, om ergens plaggen te gaan steken voor den schapenstal, maar verder... dwaalde alleen ’s zomers een enkele liefhebber van de natuur door de paarsende heide, waarop hier en daar, fijn omlijnd, een dennetje prijkte en waarachter, heel in de verte, het zware dennenbos rustte.
Toen kwam de landbouwcrisis, zwaar gingen de boeren er onder gebukt; en toen gelukkig na enige jaren de toestand weer wat beter werd, begrepen zowel de regering als de boeren, dat er veel verbeterd moest worden. Nieuwe landbouwwerktuigen werden aangeschaft, nieuwe methodes in toepassing gebracht, kunstmeststoffen gebruikt. Aan het nijpend gebrek aan cultuurgronden moest worden tegemoet gekomen, de grote bevolkingstoeneming maakte het noodzakelijk.
De wetenschap was zover gevorderd, dat men den heidebodem, die tot nu toe waardeloos was geweest, in redelijk goed bouwen weiland kon veranderen.
Zo kwam dan in 1888 naar Deens voorbeeld de Nederlandse Heidemaatschappij tot stand. Zij stelde zich ten doel, gronden voor particulieren te ontginnen tegen vergoeding der gemaakte kosten en tevens voorlichting te geven op allerlei gebied,b.v. hoe men den grond kan verbeteren, met welke stoffen men een bepaalden grond moet bemesten, hoe men een stuk heide kan bebossen, enz.

De heidemaatschappij ontgint volgens een bepaald systeem, zorgt voor een juiste afwatering van de percelen, voor een goede en doelmatige beplanting in de eerste jaren, enz.
In de eerste jaren van de ontginning werden de heidegronden na het omploegen eerst bebost, opdat er zich een humuslaag (zie ook: Humus) op zou vormen; tegenwoordig doet men dat alleen nog maar met de allerschraalste gronden.
Hoe groter de gebieden zijn, die men tegelijk ontginnen kan, hoe beter men de afwatering en den aanleg van wegen van tevoren kan regelen.
Maar alleen als men over zeer veel geld beschikt, kan men daartoe overgaan, want behalve dat de ontginning zeer veel geld kost, brengt de grond de eerste jaren vaak weinig of niets op, daar slechte oogsten op die gronden vaak voorkomen en men er voor duizenden guldens kunstmest op moet brengen.
De Nederlandse Heidemaatschappij houdt ook toezicht op vele bossen en heeft in samenwerking met het staatsbosbeheer vele zandverstuivingen beteugeld, door ze te beplanten met lupinen, dennen en berken.
Ook graaft de N.H.M. sloten en regelt de hele afwatering van sommige polders, waarvoor ze dan ook de benodigde dijkjes opwerpt en afwateringssloten graaft.
Tenslotte heeft de maatschappij bij Vaassen op de Veluwe visvijvers, waar zoetwatervis gekweekt wordt. Deze vis kan men kopen om in plassen, vaarten en dergelijke „te poten”.
„Hè?”, zullen jullie zeggen.
Ja, zo noemt men dat. Kilo’s levende vis worden dan uit de kweekbassins gehaald, overgebracht naar de plaats, waar ze voortaan zullen leven en daar weer in ’t water losgelaten. Grappig niet?
Je begrijpt wel, dat de Heidemaatschappij een groot kantoor heeft. Dit reusachtige gebouw staat te Arnhem; hier worden alle plannen voorbereid en ontworpen.
Overal in ’t land wonen opzichters en hoofdopzichters.
Een mooie en nuttige instelling, deze Heidemaatschappij!