Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Feestdagen

betekenis & definitie

Door alle eeuwen heen hebben de mensen er behoefte aan gehad, om de eentonige sleur van hun dagelijks leven af te wisselen door bizondere dagen, waarop ze gelegenheid hadden eens aan iets anders te denken dan aan hun gewone werk. Het is daarom geen wonder, dat er geen volk bestaat, of het heeft zijn bepaalde feestdagen, die bijna allemaal, tenminste in oorsprong, óf een godsdienstig óf een staatkundig karakter hebben.

Zoals je weet, hielden de Grieken en Romeinen erg veel van feestvieren: bij hun volksfeesten werden optochten, offeranden, spelen en feestelijke maaltijden gehouden, meestal ter ere van den een of anderen god.
Van de Egyptenaren is bekend, dat zij o.a. als vaste feestdagen de feesten vierden ter gedachtenis van de komst van Osiris en dat het Mithrasfeest (het lichtgod-feest) bij hen in zwang was.
De voornaamste feestdagen van de Israëlieten, die ieder jaar terugkeren, zijn het Purim-, Paas-, Pinkster- en Loofhuttenfeest en de Grote Verzoendag, waarover je in het Oude Testament heel wat kunt lezen. Ook den Sabbath beschouwen de Israëlieten als een feestdag.
Met de intrede van het Christendom bleven de Joden, die Christenen geworden waren, hun oude feestdagen handhaven, maar ze vierden die op Christelijke wijze.
De eigenlijke Christelijke feestdagen zijn langzamerhand ontstaan. In de eerste eeuw na Christus hield men nog den Sabbath, maar daarnaast werd toen reeds de Zondag gevierd. In het midden der 2e eeuw werd het Paasfeest als algemeen Christelijk feest ingevoerd, als gedachtenis aan de opstanding van Christus; aan het einde van de tweede eeuw ontstond het Epiphaniafeest als een gedachtenis aan den doop van Christus en het eerste wonder te Kana. Later werd op dien dag ook de Aanbidding der Drie Koningen herdacht.
In de 4e eeuw ontstond het Kerstfeest, ter gedachtenis van Jezus’ geboorte, terwijl onder keizer Justinianus de Zondag als algemene rustdag werd ingevoerd.
Langzamerhand ontstond na de 4e eeuw nu in de Christelijke kerk een lange reeks van feestdagen, waarvan Pasen, Pinksteren en Kerstmis de hoogtepunten waren. Het Pinksterfeest is, zoals je weet, het gedachtenisfeest van de uitstorting van den Heiligen Geest — zie ook: Christendom. Tussen die grote feesten vierde men de gedenkdagen der apostelen, martelaren en heiligen, en ook allerlei feesten ter ere van Maria, zodat nu alle dagen van het jaar feestdagen zijn in liturgischen zin.
Door de Hervorming werden vele kerkelijke feestdagen afgeschaft. De Protestantse kerken hebben alleen Kerstmis, Nieuwjaarsdag, Goeden Vrijdag, Pasen, Hemelvaartsdag en Pinksteren als rustdagen behouden, waarvan de Goede Vrijdag niet als feestdag, doch eenvoudig als herdenkingsdag van het sterven van Jezus wordt beschouwd.
In de R.K. kerk is ook het aantal als Zondag te vieren feestdagen veel verminderd. Van de voornaamste speciale R.K. feestdagen noemen wij Drie Koningen, Aswoensdag, Maria Boodschap, Witte Donderdag, St. Jansdag, Maria Hemelvaart, Allerheiligen en Allerzielen.
Het is opmerkelijk, dat ook in de nieuwere staten de behoefte aan feestdagen blijkt te bestaan. Zo heeft men b.v. in de Verenigde Staten van Noord-Amerika althans vier algemene feestdagen, die daar speciaal gevierd worden en meestal ook bij de wet door de verschillende staten zijn vastgesteld. De meest algemeen gevierde zijn daar de geboortedag van Washington (22 Februari), Memorial-dag (een herinneringsdag aan de gevallenen in den Burgeroorlog — 30 Mei), Onafhankelijksdag (4 Juli) en Kerstdag (25 Dec.). Vallen deze dagen op Zondag, dan geldt de Maandag als een feestdag.
Hierbij komen nu nog Nieuwjaarsdag, een dag in het voorjaar als dag van vasten en van gebed (Goede Vrijdag of de eerste Donderdag in April) en in den herfst een dag van dank en lof (b.v. de laatste Donderdag in November).