Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Deuren

betekenis & definitie

In een huis behoort een deur en in onze moderne woningen behoren niet één, maar minstens een stuk of vijftien deuren.

Vroeger dacht men natuurlijk, dat de timmerman, die met behulp van den metselaar en allerlei andere handwerkslui het huis bouwt, ook meteen de deuren voor het huis timmert. Maar je weet nu allang, dat dit niet waar is: bij den modernen woningbouw worden de deuren, zoals trouwens ook andere onderdelen als raamkozijnen enz. geheel klaar van de fabriek betrokken en de timmerman heeft dan niets anders te doen, dan de deur van scharnieren te voorzien, in het kozijn te zetten en af te maken met een deurknop of slot of misschien allebei.

Dat is erg gemakkelijk en aangezien er in ons land, dat een sterk toenemende bevolking heeft, veel gebouwd wordt, zijn er ook erg veel deuren nodig en dus hebben de fabrieken, die deze deuren leveren, het ’t hele jaar erg druk.

Ik denk, dat je verbaasd zou staan, als je eens een kijkje nam in zo’n grote, moderne deurenfabriek en zag, wat daar iederen dag omgaat!

Laten we ’t maar samen doen. De fabriek, die we gaan bekijken, ontvangt dagelijks gemiddeld 140 M.3 hout — de hoeveelheid hout wordt altijd per M.3 berekend — niet in den vorm van boomstammen, maar kant en klaar, n.l. gezaagd in wat wij planken zouden noemen, maar die hier den naam dragen van delen.

Wanneer de delen zijn aangekomen, worden ze opgesteld in de droogkamers, waar ze op wetenschappelijke wijze worden gedroogd, zodat er geen druppeltje vocht meer in blijft. Je weet, dat hout in zijn natuurlijken toestand tamelijk veel vocht bevat en wanneer het hout nu op de gewone manier zou worden gedroogd, b.v. door het in de zon te leggen, dan zouden de buitenste cellen wel droog worden, doch de binnenste niet en hierdoor zouden later barsten of scheuren ontstaan: het hout zou, zoals men dit noemt, beginnen te „werken”.

De delen beginnen daarna hun langen weg door de fabriek, van de ene machine naar de andere. Eerst worden zij in stukken gezaagd van bepaalde lengte, n.l. in stijlen en regels of dorpels. Je weet misschien, dat de opstaande zijden de stijlen, de horizontale gedeelten de dorpels heten.

Al die stijlen belanden in een machine, waar zij door een voortdurend ronddraaiende cirkelzaag overlangs in tweeën worden gedeeld, zo gemakkelijk of ’t koek was. Vervolgens worden door een schaafmachine in de beide helften van de stijlen z.g. zwaluwstaartgroeven gemaakt, die in elkaar passen. De ene helft van de doorgezaagde stijlen komt nu op een lopenden band, die ze omkeert en weer bij haar eigen wederhelft terug brengt, waarna de beide helften van den stijl weer precies aan elkaar gelijmd worden, zó precies, dat je niet meer zien kunt, dat ze doorgezaagd waren.

Waarom nu al die moeite? Wel, door het doorzagen van den stijl en het omkeren van de ene helft, lopen de jaarringen van de beide helften tegengesteld en hierdoor bereikt men, dat de „werking” in het hout zoveel mogelijk vermeden wordt.

De doorgezaagde en weer samengevoegde stijlen gaan nu door een z.g. „vlakbank”, waar ze aan één kant worden vlakgeschaafd, om daarna door de „vandiktebank” aan den anderen kant vlak gemaakt te worden en zuiver op dikte te worden geschaafd. Met de dorpels gebeurt precies hetzelfde, alleen worden de onderdorpels samengesteld uit vier doorgezaagde delen en bestaan de bovendorpels uit één deel, dat niet wordt doorgezaagd. De onderdorpel is dus veel breder dan een stijl of dan een bovendorpel. De afgewerkte stijlen en dorpels gaan nu naar de z.g. profielbank, waar ze van een profiel worden voorzien. Dit wil zeggen, dat er langs de randen zodanige groeven worden gemaakt — alles machinaal natuurlijk —, dat het deel, dat er tegenaan moet sluiten, er precies in past.

De groeven, die gemaakt worden aan de kopzijde der dorpels, moeten natuurlijk precies tegengesteld zijn aan het profiel van de stijlen en worden contramal genoemd.

Nu gaan de stijlen met hun profiel en de dorpels met hun contramal naar de z.g. dorpelboor, die drie verschillende handelingen verricht: zij boort gaten in de profielen en contramallen, smeert die gaten vol met lijm en steekt in de gaten van de dorpels houten pennen, die drevels worden genoemd. Deze drevels worden in een aparte machine uit lange ronde stokken gesneden en dit vernuftige machientje schift tevens den voorraad en verwijdert de eindjes, waaraan iets mankeert.

Nu zijn de verschillende onderdelen klaar, om aan elkaar te worden gezet en dit geschiedt op de z.g. montagebank. Hier wordt door een man eerst een stijl neergélegd, een ander zet er de van drevels voorziene dorpels rechthoekig op, weer een ander voegt er het paneel tussen, dat intussen met een groot aantal soortgenoten uit een aparte afdeling van de fabriek is aangevoerd.

Deze panelen bestaan uit een vierdubbele laag triplexhout, dat met lijm op elkaar is bevestigd.

In de montage-bank wordt de gehele deur met stijlen, paneel en dorpels in elkaar gezet. Bij het aanbrengen van elk onderdeel geeft een man met een gummihamer ’n tik op dit bepaalde deel, waardoor de drevels halverwege in de gaten schuiven. Nu wordt de hele deur, die dus losjes in elkaar zit, tussen een pers gezet, de pers schuift langzaam dicht en de deur sluit met een krakend geluid volkomen rechthoekig onverwrikbaar vast. Tot slot gaat de gehele deur nog eens in een schuurmachine, om een laatste bewerking te ondergaan, voordat zij de fabriek verlaat. Sommige grote fabrieken maken per dag niet minder dan 3400 deuren. Hoeveel dit in een jaar is, moet je zelf maar even uitrekenen!