Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Bouwkunst

betekenis & definitie

Het gaat met de huizen, waarin we wonen, als met de dingen, die we dagelijks in handen krijgen: we zijn er zo aan gewend, dat niemand meer eraan denkt, dat ieder huis, of het lelijk is of mooi, of het groot of klein is, een bouwkundig voortbrengsel is, d.w.z. dat degeen, die het heeft gebouwd, heel wat in zijn mars moet hebben, om in het bouwen werkelijk goed te slagen. Want bouwen op zichzelf is even natuurlijk als slapen en eten: vogels, knaagdieren, roofdieren, allen „bouwen” ze hun woning, een nest, of een hol, waarmee ze, gewoonlijk in den tijd, dat ze jongen hebben, zichzelf en hun jongen beschermen tegen gevaar.

Hun instinct wijst hun den weg. _ Eenzelfde instinct bracht de mensen ertoe, woningen te bouwen: het verstand wees hun daarbij den weg, om deze woningen zo doelmatig mogelijk te maken. Ze wilden beschermd zijn tegen de elementen, tegen regen en wind, tegen warmte en kou en zo kwam de voorhistorische mens ertoe, bescherming te zoeken in bergholen.

Dat zou vele duizenden jaren vóór onze jaartelling zijn geweest, zoals sommige geleerde onderzoekers hebben vastgesteld.Met bouwkunst hadden deze „woningen” echter nog zo goed als niets uit te staan. Men nam, wat de natuur bood; pas veel later begon men enige versieringen in die holen aan te brengen. De oudheidkundigen hebben na veel moeilijke nasporingen zulke holen teruggevonden in het Zuiden van Frankrijk en in het Noorden van Spanje, meer dan 30 in totaal. En je zou versteld staan, als je daar de muurschilderingen, waarop meestal dieren worden afgebeeld, kon aanschouwen. We denken zo licht, dat de mensen uit die langvervlogen tijden, omdat ze zo heel anders leefden dan de tegenwoordige bewoners van Europa, niet in staat zouden zijn om behoorlijk te tekenen. De afbeelding van den oeros uit de grot van Altamira, een kunstproduct uit de grijze oudheid, leert ons waarlijk wel anders.

Maar aan de eigenlijke bouwkunst waren ze toch nog niet toe. Want een huis dient niet alleen ter bescherming tegen regen en kou, het heeft ook vaak in het maatschappelijk leven een rol te spelen. Langzamerhand ontwikkelden zich de volken, die voor de verering van hun góden tempels nodig hadden, welke grootser en mooier moesten zijn, dan de woningen der mensen. En de mensen stelden zich ook niet meer tevreden met niets dan bescherming; koningen bouwden voor zichzelf paleizen, grafmonumenten werden voor de doden opgericht. De adel volgde het voorbeeld der koningen en keizers, de hoge geestelijkheid deed eveneens en ook de burgers volgden. En een moderne stad, met haar stadhuis, haar parlementsgebouwen, haar gerechtshoven, al haar openbare en particuliere gebouwen, ze heeft al heel weinig samenhang meer met de holen der eerste bewoners van Europa.

De wijze, waarop wordt gebouwd, is overal verschillend. Dat hangt nauw samen met het klimaat, met den bodem, de denkwijze, de zeden en gewoonten der verschillende volkeren. Ik denk, dat wij raar zouden opzien, als we in een Japans huis moesten wonen, waar door verplaatsbare wanden telkens andere kamers worden gevormd en waar haast geen meubelen worden gevonden. En een Griek uit het oude Athene zou grote ogen opzetten, als hij de kerken van dezen tijd zag, die zo heel anders gebouwd zijn, dan de tempels, die hij voor zijn goden oprichtte, — al heeft men dan ook een tijdlang in Europa gemeend, dat we de Griekse bouwkunst zo maar konden overnemen. Misschien zou een inwoner van Siam of van Brits-Indië, die voor het eerst in Europa kwam, nog vreemder ópkijken.

De oudste overblijfselen van bouwkunst worden in Egypte en in het Westen van Azië gevonden, daar waar de Assyriërs en de Babyloniërs hebben gewoond. Jullie hebt natuurlijk allemaal wel van de pyramiden gehoord, de geweldige grafmonumenten, die de Egyptische koningen, nog tijdens hun leven, voor zichzelf lieten bouwen. Die werden al gebouwd 3000 jaar vóór Chr., duizend jaar voordat de Hyksos, een vreemd Nomadenvolk, Egypte veroverden. Ze hebben de stormen der tijden doorstaan. Er zijn er nog ongeveer veertig over, waarvan de grootste, door de koningen Cheops en Chefren gebouwd, te Gizeh worden gevonden. Ze zijn meer dan 100 M. hoog, zijn van gehouwen en van gebakken steen gebouwd en met granietplaten bedekt. Ze lopen geleidelijk op en eindigen in een stompe punt. En heel dat geweldige bouwwerk, waaraan duizenden slaven moeten hebben gewerkt ('waarschijnlijk hebben de Israëlieten, toen ze in Egypte woonden, ook dezen slavendienst verricht), bevatte onderin, in het midden, waarheen nauwe donkere gangen toegang gaven, slechts een heel kleine grafkamer, waar de mummie van den gestorven, koning door de eeuwen heen bewaard moest blijven.

Het zou te ver voeren hierover uit te weiden, maar deze alleroudste bouwkunstoverblijfselen zijn tegelijkertijd wel de meest belangwekkende. Koningen, die zulke geweldige graven hebben kunnen laten bouwen, waren natuurlijk heel machtig geweest: zij waren de vertegenwoordigers der goden op aarde, de goden, die door de Egyptenaren werden geëerd en gevreesd. Even vanzelfsprekend was het dus, dat ook voor die goden geweldige tempels werden gebouwd. Daar de rivier de Nijl met haar geregeld terugkerende overstromingen, die het land vruchtbaar en bewoonbaar maakten, als de machtigste godheid werd vereerd, werden deze tempels, die nog in groten getale bewaard zijn gebleven, met den voorkant naar den Nijl gericht, gebouwd op grote terrassen, van tegels gemaakt. Een hoge muur sloot ze af van de wereld rondom: ook hier gaf slechts een kleine poort toegang tot het inwendige: ter weerszijden van die deur waren hoge gebouwen gezet, lijkend op afgeplatte torens, waarvan de buitenmuren geheel met inscripties waren bedekt. Deze inscripties zijn zo kunstig aangebracht, dat ze tegelijk als versiering dienst doen. En... dat we de geschiedenis van Egypte hebben leren kennen, alsof het onze eigen geschiedenis is. Want de koningen van Egypte, die als goden werden geëerd, geloofden, dat zij door het verhaal van hun heldendaden op de muren der tempels te doen beitelen, onsterfelijk zouden worden op aarde en in den hemel. Ook de zuilen binnen in die tempels werden van inschriften voorzien: met afbeeldingen ook van de vorsten en hun familie, van goden, van krijgslieden, geleerden en slaven. Alles werd in beeld gebracht, gebeiteld of geschilderd.

Oude overblijfselen van bouwkunst vinden we ook in Mesopotamië, waar de Euphraat en de Tigris, de beide rivieren, die ook reeds in het Oude Testament genoemd worden, het land vruchtbaar maakten, zoals de Nijl Egypte. Daar, in Mesopotamië, was het Assyrisch-Babylonische rijk. De koningen waren er, misschien nog meer dan in Egypte, overtuigd van hun macht. Geweldige bouwwerken werden er opgericht... ze vervielen bijna geheel tot stof en tot in het midden der 19e eeuw was van de ontzaglijke paleizen en de even geweldige tempels, waar Baal als opperste godheid werd vereerd, niets meer over dan een aantal heuvels, die door de Arabieren werden bewerkt, om er bouwstenen voor hun huizen vandaan te halen. Maar de oudheidkundigen kwamen er achter, dat in die heuvels de oude gebouwen verborgen waren. Ze waren slechts gedeeltelijk vergaan, omdat ze in hoofdzaak van baksteen en van hout gebouwd waren geweest. Dat hadden de Assyriërs en Babyloniërs bij de hand. Gehouwen steen moesten ze van verre aanvoeren en deze werd alleen gebruikt voor beeldhouwwerk en voor drempels. Men ging aan het graven en geweldige paleizen kwamen te voorschijn. De muren waren rijk beschilderd, zoals brokstukken, o.a. in het Louvre te Parijs en ook in het Ethnografisch museum te Leiden bewaard, laten zien. Meer nog dan de Egyptenaren zochten de Babyloniërs en Assyriërs hun kracht in kolossale afmetingen, waarvan de Bijbel reeds gewaagt in het verhaal van den toren van Babel en waarvoor ook andere bewijzen te vinden zijn.

Waarschijnlijk is de toren van Babel een soort tempel geweest, zoals er uit lateren tijd zoveel in Babylonië en Assyrië zijn ontdekt. Maar, in tegenstelling met de Egyptenaren, die aanvankelijk een zeer vredelievend volk zijn geweest, vast gelovend in een leven na den dood, bouwden Assyriërs en Babyloniërs wèl belangrijke vestingen; er is echter geen spoor van monumentale graven, zoals de Egyptische Pyramiden: het leven na den dood had voor hen niet de betekenis, die het voor de Egyptenaren had. Ze waren practisch en nuchter, waren uitstekende rekenmeesters; ze kenden groten invloed aan de sterren toe en leefden in het heden. Hun bouwwerken geven vooral uiting aan gedachten van kracht en van macht.

Straks, als we bij de bouwkunst der Grieken komen, zullen we zien, hoe ook dezen tempels voor hun goden bouwden, paleizen voor hun vorsten; en die vertonen in hun bouw zulk een verhevenheid en rust, dat ook wij daardoor ontroerd worden. De Babylonisch-Assyrische bouwkunst met zijn ontzaglijke muren, met zijn huizenhoge beelden verbijsterde den toeschouwer, maar maakte geen zachtere gevoelens wakker. Dat was wèl het geval met de Egyptische kunst, omdat deze ook wist, dat kleine dingen schoon kunnen zijn, iets wat vooral tot uiting komt in de kleine voorwerpen, welke den doden in het graf werden meegegeven. Dezelfde geest, die deze kleine voorwerpen schiep, spreekt zich bij de Egyptenaren ook in hun massale bouwwerken uit, die daardoor op andere wijze indruk maken dan de Babylonisch-Assy rische.

Ik hoop, dat ik door deze uiteenzetting jullie een beetje duidelijk heb kunnen maken, wat er bedoeld wordt met den geest van een bouwwerk. Dikke boeken zijn erover vol geschreven, waarbij talloze voorbeelden zijn aangehaald: het is hier natuurlijk onmogelijk, om zo uitvoerig te zijn, maar nu is het gemakkelijker te begrijpen, waarom wèl de Egyptische bouwkunst en niet de Babylonisch-Assyrische kunst samenhang met de oudste Griekse bouwkunst vertoont. Overblijfselen van deze oudste bouwkunst worden op het tegenwoordige schiereiland Morea gevonden; daar was omstreeks 1500 jaar voor Christus de stad Mycene, waarvan de overblijfselen tot op onzen tijd zijn bewaard gebleven. Een machtige koningsburcht en geweldige onderaardse koepelgraven zijn de voornaamste bouwwerken. De koningsburcht ligt dicht bij zee op een heuvel: de burchtheuvel was door geweldige muren omgeven, die de Grieken zelve reeds aan de Cyclopen, de eenogige reuzen, waarvan Homerus in de Odyssee vertelt, toeschreven (zie ook: Odyssee). Ze waren geheel zonder kalk gebouwd: de zware steenblokken waren zo gehouwen, dat ze elkaar steunden, zonder dat ze gemetseld behoefden te worden. De koepelgraven, waar de koningen begraven werden, herinneren vooral door hun afmetingen en de nauwgezetheid van hun metselwerk aan de Pyramiden van Egypte. Ook in Mycene treffen we een zeer ontwikkelden dodendienst aan; evenals in Egypte werd jarenlang aan het graf van den koning gearbeid. Van buiten werden deze graven, evenals de paleizen, met beeldhouwwerk, van binnen met schilderwerk versierd.

Maar de eigenlijke Griekse kunst, die een geweldigen invloed heeft uitgeoefend op de hele Europese bouwkunst, een invloed, die juist in onzen tijd bezig is te verminderen, komt eerst omstreeks 900 voor Chr. tot ontwikkeling. Iets schoners dan de Griekse tempels kan men zich moeilijk voorstellen. Tegen het strakke blauw van den hemel tekenden zich de talrijke zuilen der tempels scherp af. Van kalksteen werden de oudere tempels gebouwd, maar later gebruikte men gewoonlijk marmer, dat duurzamer is dan de zachte kalksteen en door de grotere duurzaamheid van het marmer is dan ook zoveel van de Griekse bouwkunst gespaard gebleven.

Den oudsten Grieksen stijl noemt men den Dorischen stijl, naar de Doriërs, een volksstam, die in Thessalië woonde, maar gedwongen werd Zuidwaarts te trekken. En zoals later de Germanen de Romeinse beschaving zouden ten onder brengen, zo overstroomden de Doriërs het land van Mycene. Ze brachten er een eigen bouwkunst, die vooral door den vorm van het kapiteel, dat de zuilen van hun tempels dekt, kan worden gekarakteriseerd. Het Dorische kapiteel is heel eenvoudig, maar daarom is b.v. de tempel van Paestum, die geheel in Dorischen stijl is opgebouwd, juist zo indrukwekkend. Want een bouwwerk, waar alles in de juiste verhouding met elkaar is, waar hoogte, breedte, diepte, waar vorm van dak, van zuilen en wanden met elkaar volkomen harmoniëren, is in zichzelf volmaakt, heeft niets anders nodig; versiering is niet nodig, om een werkelijk schoon bouwwerk te scheppen. En toch, de mens is maar een mens, op den duur haakt hij naar verandering en vergeet dan wel eens, dat altijd en overal waar is de zegswijze: Eenvoud is het kenmerk van het ware. Ook de Grieken vergaten het, al waren ze, tengevolge van het liefelijke klimaat, harmonischer aangelegd dan de volken, die geteisterd worden door een ruw of een gloeiend klimaat. Die harmonie kwam in hun bouwwerken telkens opnieuw te voorschijn, ook al was de Ionische stijl, die op den Dorischen volgde, niet zó sober met zijn gekrulde voluten en al was de Korinthische stijl met zijn gestyleerde lotosblad-kapitelen wel zeer sierlijk, maar zonder den ernst, die de Dorische bouwkunst kenmerkt . Een belangrijk overblijfsel van de Griekse bouwkunst zijn ook de amphitheaters, de openluchtschouwburgen, welke door de Romeinen werden overgenomen, in onze dagen vaak als voorbeeld dienend voor de stadions, die thans haast in iedere stad van betekenis worden gevonden.

De Romeinse bouwkunst kan het best worden begrepen als een voortzetting van de Griekse, al spreekt het vanzelf, dat de Romeinen, die veel zakelijker en meer nuchter dan de Grieken waren, zich niet in hoofdzaak tot den bouw van tempels beperkten: overal vindt men min of meer ongeschonden de overblijfselen van forums, theaters, thermen (d.z. badhuizen), aquaducten (waterleidingen), bij welker bouw niet alleen de schoonheid, maar ook de techniek een woordje meesprak. De gewoonte van de machtige Assyrische, Babylonische en Egyptische vorsten werd gevolgd: triomfbogen en erezuilen werden opgericht, geweldige paleizen verrezen. En het voorbeeld der keizers werd door den Romeinsen adel gevolgd, die weelderige stadshuizen en nog weelderiger villa’s buiten liet bouwen.

Maar het Romeinse rijk ging te gronde, en met het Romeinse rijk de bouwkunst, die oorspronkelijk aan het Griekse en Romeinse veelgodendom was gewijd. De Grieken en Romeinen eerden de godheid op een heel andere wijze dan de Christenen, die ook in den bouw van hun „Tempels”, dit zijn de kerken, niet alleen gebouwen voor den Christelijken eredienst wilden scheppen, maar ook het wezen van het Christelijk geloof wilden uitdrukken. Zo werd het Kruis de grondvorm voor iedere Christelijke kerk: in het Romeinse rijk bleef men daarbij vasthouden aan den vorm van het kruis, waaraan Jezus genageld werd, het zogenaamde Latijnse kruis; in Byzantium, waar andere invloeden zich sterk deden gelden, hield men niet zo streng vast aan de werkelijkheid, door de kerken te bouwen op een grondvlak, in den vorm van een kruis met vier gelijke armen. Deze kruisvorm heet het Griekse kruis. Dikwijls zijn deze oudste Christelijke kerken, die nog in Rome, in Ravenna, in Constantinopel worden gevonden, koepelvormig. Beroemd is de Sophiakerk in deze laatste stad, de Aya Sophia, die, na als moskee voor den Mohammedaansen eredienst te zijn ingericht, thans in haar ouden luister is hersteld en als museum is opengesteld.

Als ik nu met zevenmijlslaarzen oversteek naar den zogenaamden Romaansen stijl, dan moeten jullie niet denken, dat we deze verschillende bouwstijlen precies netjes met een liniaaltje van elkaar kunnen scheiden. Er zijn natuurlijk, als overal, in de geschiedenis in het bijzonder, steeds tussenvormen geweest. Maar het onderscheid tussen de oud-Christelijke en de Romaanse bouwkunst is groot genoeg, om ze apart in een groep onder te brengen. De Romaanse bouwkunst vertoont zich in ieder land weer een beetje anders: maar ieder Romaans bouwwerk kan herkend worden aan de rondgeboogde vensters. Vooral kloosters en kerken werden in dezen stijl gebouwd: overal in Europa vinden we de overblijfselen. In den Romaansen stijl is nog de invloed van de Oudheid te bespeuren, de Middeleeuwen kondigen zich langzaam aan.

In de eerste helft der 13e eeuw echter komt de middeleeuwse stijl bij uitnemendheid, de Gothische stijl, tot bloei en verdringt de Romaanse geheel.

Ik kan nu wel heel nuchter zeggen, dat de Gothische stijl te herkennen is aan de spits-bogige deuren en ramen, maar daarmee is nog niet duidelijk gemaakt, waarom een Gothische kathedraal zo onuitsprekelijk kan ontroeren. Dat is, omdat ieder, ook de meest ongelovige, onmiddellijk voelt, dat de bouwmeester door een oprecht geloof in zijn bouwwerk den hemel tegemoet trachtte te streven. Alles richt zich in de Gothische kathedraal op naar God: Hem wil men bereiken, zo dicht het voor een mens maar mogelijk is. Ter ere Gods ook werd alles zo rijk mogelijk en toch harmonisch versierd: het was een middeleeuwse Christelijke wedergeboorte van de schoonheid der 'Griekse kunst, geheel anders zich uitend, doch even rein, even edel, even evenwichtig.

Alles werd van dit geloof doordrongen: we vinden denzelfden stijl terug in de stedelijke en particuliere gebouwen, zelfs tot de meubelen drong ze door. Het eerst werd in Frankrijk op deze wijze gebouwd: de Dom van Saint Denis, de Notre Dame te Parijs, de kathedralen te Chartres, te Rheims, later ook in Keulen en in Straatsburg, de Dom te Utrecht, de Sint Janskerk in den Bosch, alle zijn in Gothischen stijl gebouwd, alle vermogen, de een in meer, de ander in minder mate den mens het leven van iederen dag te doen vergeten, hem tot iets hogers en edelers op te heffen.

Maar het godsgeloof werd minder, werd anders ook: men raakte aan het twijfelen en men hoopte het verloren evenwicht terug te vinden in de bestudering van Griekse wetenschap en kunst. De Griekse bouwkunst scheen te herleven, de Renaissance (d.i. wedergeboorte) kwam: overal verrezen bouwwerken in „Grieksen” stijl. Men deed, alsof men al de jaren, die tussen het bestaan van Griekenland, van Rome en het 15e-eeuwse Europa lagen, gevoegelijk kon overslaan en vergat, dat het Christendom, zelfs al werd het door velen op een andere wijze beleden dan in de Middeleeuwen het geval was, den geest der Grieken vooral niet ongedeerd had bewaard.

Geweldig was intussen de invloed van deze Renaissance: natuurlijk vond men al spoedig de mogelijkheid den Grieksen eenvoud aan te passen aan de verlangens der I5de-eeuwers, die stellig, in tegenstelling met de vlak voorafgegane periode, een even grote vreugde in het leven hadden, als de Grieken hadden gehad. Het meest uitte zich deze levensvreugde in het Italië der 15e eeuw, het Quattrocento: ze komt tot ons uit de paleizen van vorsten en pausen; tot in de kerken dringt ze door. Een der meest sprekende voorbeelden van Renaissancebouwkunst is wel de Sint Pieterskerk te Rome, door Bramante (eig. Donato d’Angeli Lazzari, 1444—1514) gebouwd: het vergeestelijkte element van de Gothische bouwkunst is geheel verdwenen, het streven naar omhoog is vervangen door een geweldig ruimtebegrip.

In de andere landen van Europa kwam de Renaissance uit Italië binnen en zoals de vorige bouwstijlen den invloed van ieder land ondergingen, zo geschiedde het ook met de Renaissance, die in Italië dichter bij de oudheid stond, dan in de overige landen van Europa. Zo is in Holland geen sprake van de overdadige weelde, die in andere landen wel eens den eenvoud der klassieke voorbeelden verdreef. Het voormalige Amsterdamse Stadhuis, dat nu als Koninklijk Paleis dienst doet en dat wel eens het achtste wereldwonder wordt genoemd , is een van de beste voorbeelden van Hollandse Renaissance.

Er kwam een tijd, dat de Renaissancebouwmeesters steeds meer hun heil in allerlei, te pas en te onpas aangebrachte, versieringen zochten; toch was de laatste uitloper van dezen stijl, de Rococostijl, uiterst verfijnd en sierlijk. Verschillende kastelen, in dien tijd gebouwd, laten dit zien, al werd de Rococo-stijl voornamelijk bij den bouw van de interieurs merkbaar. Deze stijl werd in hoofdzaak toegepast onder de regering van koning Lodewijk XV van Frankrijk. Nergens werd ze bekoorlijker aangewend.

Keizer Napoleon heerste over Europa; hij vond zichzelven den opvolger der Romeinse keizers en het spreekt dus vanzelf, dat hij van luchthartige bouwkunst niets moest hebben. Zijn bouwmeesters zochten weer hun voorbeelden bij de Romeinen. Streng en koel werden de bouwwerken. En de invloed van Napoleon verspreidde zich door heel Europa.

Na zijn val kwam er gedurende langen tijd geen enkele bouwstijl in het ontredderde Europa tot zijn recht: men zocht overal in de oudheid naar voorbeelden, de Gothische bouwkunst, de Renaissance werden nagebootst, maar door de uitvinding der machine, door de verandering ook der denkbeelden waren er werkwijzen gevonden, die in de eeuwen daarvóór volkomen onbekend waren.

Pas tegen het einde der 19e eeuw begon men dit in te zien: men bemerkte, dat men het handwerk van het bouwen eigenlijk helemaal vergeten was; dat men niet meer wist, dat er verschil was tussen baksteen en natuursteen en dat daarom een gebouw van baksteen heel anders moest worden gebouwd dan een van natuursteen. Er kwam toen een nieuwe renaissance, welke bij ons te lande ingeleid werd door Cuypers en in Berlage, den bouwmeester van de Amsterdamse Beurs, een sterk dominerende figuur heeft voortgebracht, die den welbekenden regel, dat allereerst het materiaal bepaalt, hoe men bouwen moet, het eerst en ’t meest principieel heeft toegepast. Vele navolgers heeft hij gehad, maar nog begreep men niet, dat ijzer, glas, beton en staal weer heel ander materiaal waren dan de gebakken of natuursteen, die van oudsher bekend was. Dit is pas in deze eeuw begrepen en toegepast: nu kunnen we ons bijna niet meer voorstellen, dat men deze bouwkunst onmogelijk achtte. Ons land kent reeds vele staaltjes van deze architectuur, b.v. de fabrieken van van Nelle te Rotterdam, het gebouw van de Bijenkorf te Rotterdam, van de „Volharding” te den Haag. Beton wordt haast overal gebruikt, maar... het wordt veelal nog met baksteen bedekt. Dat vinden velen „gezelliger”.

Een schepping ook van dezen tijd zijn de wolkenkrabbers, die vooral in Amerika, waar de bouwgrond in de grote steden peperduur is, worden gebouwd. Nederland, met zijn drassigen bodem, bezit slechts weinig „wolkenkrabbers” (een of twee in Rotterdam, een op het Daniël Willinkplein te Amsterdam). Maar de voordelen van dezen bouw wegen in ons moerassig land nog niet op tegen de nadelen. De oeroude baksteen is en blijft hier het geliefkoosde materiaal, ook wanneer bouwwerken worden opgericht, die voorbeelden zijn van de modernste bouwkunst, welke door de zogenaamde „nieuwe zakelijkheid” in hoge mate beïnvloed is.

De bouwstijlen, welke hierboven zijn besproken, staan alle in nauwe betrekking tot de Europese bouwkunst. Deze heeft in Spanje den invloed ondergaan van de Moorse bouwkunst: het Alhambra bij Granada (welke stad langen tijd de hoofdstad van het Moorse rijk is geweest) met zijn binnenplaatsen, zijn slanke, kleurig-ingelegde pilasters, zijn gaanderijen, zijn mozaïekvloeren en zijn getraliede vensters is een van de zuiverste voorbeelden van Moorse kunst. Op dezelfde wijze werd en wordt nog gebouwd in Turkije, Perzië, Arabië en in Noord-Afrika, waar de Arabieren of Moren op hun veroveringstochten zijn doorgedrongen.

Ouder dan de Europese beschaving is die van Azië, het grootste werelddeel, dat een oneindige verscheidenheid van bouwstijlen kan aanwijzen. De sprookjesachtige tempels en paleizen van Voor- en Achter-Indië, de pagoden in China, de geweldige Chinese muur, waarmee de Chinezen hun uitgestrekte rijk tegen de vreemde vijanden trachtten te verdedigen, de tempels en paleizen, welke in den Indischen archipel worden gevonden, ze zijn de hoogtepunten van een beschaving, die ook de Nomadenvolkeren kent met hun tenten, de steppenbewoners met hun hutten, de Siberische bevolking met hun houten kerken en woningen.

Ook in Amerika heeft eenmaal een inheemse bouwkunst gebloeid, voordat de Spanjaarden en Portugezen e.a. het voor Europa gingen veroveren. Vooral in Mexico en Peru zijn overblijfselen van tempels en paleizen gevonden, die voor de Egyptische en Aziatische bouwwerken niet onderdoen.