Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Warmte

betekenis & definitie

Warmte is een vorm van energie, veroorzaakt door de trilling der moleculen. In de materie worden de heel kleine deeltjes, de moleculen, door een aantrekkende kracht, de cohaesie, bijeengehouden.

Die deeltjes zijn geenszins in rust; zij bewegen zich zeer snel. Deze moleculaire trilling nemen wij door het gevoel waar als warmte.

Hoe heviger de deeltjes in beweging zijn, des te warmer is ’t voorwerp. Wat wij koude noemen, is dus niets anders dan een geringe beweging.

Liggen de moleculen stil, dan is ’t absolute nulpunt — 2730 C, bereikt.Verwarmen wij een vast lichaam, dan zet het uit en wordt zacht; de in hevige beweging zijnde moleculen hebben onderling meer ruimte nodig, zij verwijderen zich van elkander, en de cohaesie wordt zwakker. Wordt het voorwerp nog meer verhit, dan worden de onderlinge afstanden der moleculen zo groot, dat de cohaesie ze niet meer bijeenhouden kan; de deeltjes glijden over en langs elkander heen, het voorwerp verliest zijn oorspronkelijken vorm: het smelt. Toch is de cohaesie niet geheel opgeheven, de moleculen blijven nog altijd in een zeker verband. Verhitten wij de vloeistof nog sterker, dan verliezen op een bepaald ogenblik de moleculen elk verband, ’t afstotend vermogen wordt sterker dan ’t aantrekkend en zij vliegen de ruimte in: de vloeistof is in den gasvorm overgegaan.

Wij bepalen de intensiteit der warmte door middel van den thermometer. De maateenheid voor de hoeveelheid energie is de calorie (zie: Calorie).

Houden wij een stalen breinaald met één punt in een vlam, dan wordt die punt gloeiend, maar de warmte verspreidt zich vlug over de gehele naald en ook ’t andere eind, dat we vasthouden, wordt zó warm, dat we de naald moeten loslaten. Een lucifer daarentegen kunnen we laten afbranden, tot de vlam bijna onze vingers raakt. We besluiten uit dit verschijnsel, dat er lichamen zijn, die de warmte goed geleiden, en andere, die minder (gelijk hout) of bepaald slecht geleiden. Alle metalen zijn goede warmtegeleiders; wol, zijde, papier, water, de meeste vloeistoffen en vooral de lucht, geleiden de warmte slecht. Hoe wij van deze eigenschap bij de keuze der stoffen voor onze kleding gebruik maken, is algemeen bekend. Wollen kleding is dus niet warm, omdat ze de koude niet tot de huid laat doordringen, maar omdat ze de lichaamswarmte bijeenhoudt. Ook de lucht tussen de haren van de wol belet de uitstraling.

Hiermede hebben wij een ander belangrijk warmteverschijnsel genoemd: de warmtestraling. De trilling der moleculen van een warm lichaam blijft niet beperkt tot het voorwerp zelf, ze veroorzaakt ook ’n golvende beweging van den aether, die zich, als het licht, rechtlijnig door de ruimte voortplant.

De warmtestralen hebben een grotere golflengte dan de lichtstralen, doch overigens zijn zij daaraan gelijk. Wij kunnen ze door spiegels terugkaatsen en door een hollen spiegel of een holle lens in een brandpunt concentreren.

Het verschijnsel der warmtestraling is van grote praktische betekenis voor het verwarmen van gesloten ruimten.