Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Boroboedoer

betekenis & definitie

(Baraboedoer)

In Midden-Java rijst in de vlakte van Kedoe, als een van de mooiste overblijfselen van de Boeddhistische bouwkunst de grote Boroboedoer op.

Het Boeddhisme is ontstaan in NoordHindoestan bij de Ariërs. Een godsdienst in de zuivere betekenis van het woord is het niet, want aan goden geloven de Boeddhisten als zodanig niet. Boeddha is een persoon, die werkelijk geleefd heeft. Zijn leer was een wet, de wet van de eeuwige rechtvaardigheid, die onveranderlijk en onverbiddelijk de wereld beheerst.

De mensen krijgen voor hun goede en slechte daden beloning en bestraffing. De Boeddhist ziet in alle leven slechts lijden; daar hij gelooft, na zijn dood wedergeboren te worden, totdat hij volmaakt is, zal hij dus naar die volmaaktheid streven.

Men kan de absolute goedheid, die de wedergeboorte onnodig maakt, in één enkel leven echter niet bereiken, maar moet elken keer, wanneer men wedergeboren wordt, trachten een trapje hoger te komen.

Of men nu hoger komt, hangt af van ’t vorige leven. Is men toen goed geweest, dan wordt men beter wedergeboren — is echter het omgekeerde het geval, dan kan men zelfs als een dier herboren worden.

Het einddoel van den Boeddhist is dus het niet-weer geboren worden, de oplossing in het niets. Dan bestaat er geen lijden meer.

Zo had Boeddha den godsdienst bedoeld, maar tot de mensen sprak op den duur zo’n geloof zonder góden niet en er kwam dus een beweging, die goden „nodig” had: het Boeddhisme splitste zich in een Zuidelijke en Noordelijke kerk.

De laatste is uitgegroeid tot een gewijzigd polytheïsme (veelgodendom), de Zuidelijke kerk staat nog het dichtst bij de oorspronkelijke leer, maar toch erkent deze bemiddelaars, Bodhisatwa’s genaamd, tussen de eeuwige natuurwet en de mensen.

In Java nu is de Noordelijke Boeddhistische kerk doorgedrongen met haar veelgodendom. Ook Boeddha zelf wordt als een god vereerd.

De Boeddhisten kenden een reliquieënverering en voor deze reliquieën moesten zij een geschikte bewaarplaats hebben. Daarvoor kozen ze nu den vorm van den grafheuvel, die veranderd werd in de zogenaamde „stoepa”.

Een heuvel werd in terrassen verdeeld en dan geheel met stenen bekleed. Boven op den heuvel plaatste men een reliquieënkastje, de dagoba; hierin bewaarde men de beenderen of de as van Boeddha of van Boeddhistische heiligen.

De stoepa werd zo het symbool van het Boeddhisme, zoals het kruis dat van het Christendom.

Een stoepa is dus geen tempel, want een tempel heeft een binnenruimte en een stoepa niet.

De Boroboedoer nu is de beroemdste stoepa: de Angkor-What in Achter-Indië is wel groter en hoger, maar veel minder mooi bewerkt.

De Boroboedoer moet in den loop van de negende eeuw gebouwd zijn. Behalve het voetterras bestaat deze stoepa uit vijf vierkante terrassen, daarop volgen drie ronde terrassen, de hogere steeds weer kleiner dan de voorgaande, en tenslotte een grote, klokvormige stoepa.

Op de drie ronde terrassen staan kleine, doorzichtige dagobs, waarin Boeddha-beelden geplaatst zijn. De Boeddha-beelden die naar het Oosten gekeerd staan, hebben een dromerige uitdrukking, die naar het Zuiden een zegenende, die naar het Westen een predikende en die naar het Noorden een heersende.

In de bovenste stoepa heeft men een onvoltooid Boeddha-beeld gevonden, waarvan men de betekenis niet verklaren kan tot nog toe.

De reliefs aan den voet van de Boroboedoer tonen ons den levensstrijd van den mens; de zonden, die de mens kan begaan, en de straf, die hem hiervoor wacht. Als de gelovige nu dezen voet heeft rondgewandeld, moet bij hem de wens opkomen, om uit het aardse leven verlost te worden en met dezen wens bezield, begint hij dan de bestijging van de terrassen. Deze terrassen hebben ook reliefs, waarop men het leven van Boeddha, de Boeddhistische legenden en de levens der Bodhisatwa’s ziet afgebeeld.

De gelovige komt door het zien van deze afbeeldingen tot overpeinzing; hij gaat over in de wereld van de meditatie en komt in dien toestand aan de ronde terrassen. Met dat „ronde” wordt de vormloosheid, de rust aangegeven.

Deze stoepa heeft dus de bedoeling den mens op te voeren tot het Boeddhistische ideaal.

De verklaring van de reliefs is zeer moeilijk, daar alle leestekens ontbreken en de hoofdzaken van de verhalen, die ze voorstellen, te weinig naar voren komen.

De totale lengte van de reliefs bedraagt 4000 M.

Wij mogen dit verhaal niet eindigen, voor we met eerbied gewag hebben gemaakt van het werk van Majoor van Erp, leider van den Oudheidkundigen Dienst, die met grote bekwaamheid van 1907—1911 de Boroboedoer, die op instorten stond, heeft gerestaureerd.