Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Borduren

betekenis & definitie

Een apartje met de meisjes.

Natuurlijk kun je allemaal borduren, of heb je tenminste wel eens een handwerk gemaakt, dat zo in de wandeling „borduurwerk” genoemd werd, al was het dan misschien ook maar een werkje met den kruissteek, wat eigenlijk strikt genomen geen borduurwerk is. Er was een tijd, nog niet zo heel lang geleden, dat de meisjeshoofden zó vol zaten met studie en emancipatie, dat er voor handwerken, die mooie, echt-vrouwelijke kunst, haast geen tijd en belangstelling overbleef. Maar die tijd is nu gelukkig voorbij! Tegenwoordig stelt weer ieder meisje belang in handwerken, al is het handwerkjes maken gelukkig niet meer zo’n groot onderdeel van haar leven, als een honderd jaar geleden. Door allerlei schommelingen en door de tijden van te veel belangstelling en veel te weinig belangstelling heen, gaat de handwerkkunst nu langzamerhand weer de plaats innemen, die haar toekomt en daarom zullen jullie het stellig wel interessant vinden, hier iets te lezen over de geschiedenis van het borduren, een der alleroudste handwerktechnieken.

Borduren wordt de oudste stofversiering genoemd, omdat de vroegste borduursels het meest het vlechten nabij komen, dat als allereerste handwerkkunst kan worden beschouwd, die de volken der oudheid toepasten. Hoe het oudste borduurwerk eruit zag, weten we niet precies. In de alleroudste tijden versierde men wel de kleding, doch de grondstof daarvoor, het linnen, was zelf geweven en dus hield men zich ook bij het versieren aan de schering en inslag, zodat van eigenlijk borduurwerk niet kan worden gesproken. De handwerkdeskundigen trekken hier n.l. een scherpe lijn: versiering volgens de draden der stof wordt geen borduren genoemd; versiering, waarbij met die stof geen rekening wordt gehouden, dat is het eigenlijke borduurwerk. En nu weet je meteen waarom zusje’s slabbetje of de nachtzak of het wastafelkleed in kruissteek geen echt borduurwerk zijn! Eerst in 1031 vinden wij als borduurwerken genoemd de kroningsmantels van vorsten en de gewaden van heiligen en opperhoofden. Die kostbare werkstukken, rijk opgelegd met gouddraad en pailletten, waren meest bestemd voor kerkelijk gebruik. Ze werden in de kloosters uitgevoerd, waar de nodige rust voor dien edelen handenarbeid gevonden werd. Men werkte met fijne wol, zijde, gouddraad, zilver, ja zelfs werden echte paarlen en edelstenen verwerkt. In de 13e eeuw begint de borduurkunst te steunen op de schilderkunst en dan ontstaat het naaldschilderwerk, dat later in China en Japan tot een grote hoogte wordt opgevoerd.

De glansperiode van het zuivere borduurwerk valt in de Lodewijk-tijdperken, 17e en 18e eeuw. Toen had het borduren zijn hoogste ontwikkeling bereikt: schatten gelds werden voor de kunstwerken uitgegeven. In overdreven kostbare overlading werden de staatsieklederen van vorsten, vorstinnen, hovelingen en voorname personen, zowel mannen als vrouwen, met de hand bewerkt.

Maar als dit luxe-tijdperk voorbij is, komt de terugslag. Bij den aanvang van de 19e eeuw begint in den Empire-tijd reeds het verval. Er wordt nog wel geborduurd, maar het mooie, kunstvolle en weelderige karakter is uit het borduurwerk verdwenen. Die achteruitgang duurt voort. Het midden der 19e eeuw is de grote vervaltijd van alle handwerken, doch vooral van de borduurkunst.

Maar omstreeks 1880 — in de tachtiger jaren, zoals men dien tijd gewoonlijk noemt — begint een opleving in de handwerkkunst. Men gaat nieuwe ideeën toepassen, waarbij vooral gehandwerkt wordt volgens strakke lijnen. En deze nieuwe opvatting gaf juist aan de echte borduurkunst den genadeslag.

Waarom kan de borduurkunst zich in onzen tijd niet ontwikkelen? Omdat het karakter van het borduurwerk in de eerste plaats soepel is; het uit zich in sierlijke, buigzame vormen en verdraagt geen dwang; het is een echte vrije kunst. Daarom wordt het eigenlijke borduren ook steeds gedaan op onafgedeelde stof. De schepping van de versiering berust geheel in eigen hand. Door het maken van meest lange steken en van groepen kan een wondermooi kleurtafereel in ’t leven worden geroepen. Een goed gevoel voor kleurencombinaties en een kundige hand zijn bij het borduren nodig en die beide bepalen ook de kunstwaarde van het werkstuk. Borduren is het fijnste weeldehandwerk, dat bestaat.

We kunnen het borduurwerk indelen naar de soort materiaal, waarmee wordt gewerkt en dan krijgen we: zijdeborduursel, wolborduursel, goudborduursel en ook witborduursel. Dit laatste neemt nog een heel aparte plaats in door de manier van werken. Het witborduursel wordt weer onderverdeeld in gaatjes- of Engels borduursel, dik of Frans borduursel en het bekende Richelieu-werk.

Naar de technische uitvoering verdeelt men het werk in hand- en machineborduursel. Men kan verder nog spreken van platborduursel, reliëfwerk of applicatie.

Prachtige voorbeelden van zijdeborduursels vindt men nog in de Oosterse landen. Al is ook daar de borduurkunst niet zó verfijnd meer als vroeger, toch weten b.v. nog altijd de Chinezen haar op te voeren tot een hoogte, die wij in ons land niet zouden kunnen bereiken.

Het werken op verdeelde stof, met kruissteek of dergelijke steken, behoort dus feitelijk, zoals we al zeiden, niet onder borduurwerk te worden gerangschikt.

< >