Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Booth

betekenis & definitie

Een veldheer der liefde.

Generaal William Booth, de stichter van het Leger des Heils, was een van die mensen, die eerbied afdwingen aan allen, die met hen in aanraking komen; en zelfs nu, jaren na zijn dood, kan men zijn levensbeschrijving niet lezen, zonder diep getroffen te worden door dit verhaal van liefde en strijd.

Hij was een held in den hoogsten zin van het woord: niet, omdat hij zo volmaakt was en helemaal geen gebreken had — dit is trouwens nooit een kenmerk van heldendom —, maar wel, omdat hij zich geheel en al gaf, zijn eigen leven besteedde voor het welzijn van anderen.

Hij was vervuld van een grote liefde voor de mensheid, die in zonde en ellende ronddwaalt zonder uitkomst te vinden, en hij wilde helpen, ten koste van alles.

Hij was een man met een sterke roeping: hij volgde die en hij vond een weg, om millioenen van diegenen, die de kerk niet kon bereiken, tot het Licht te brengen. En nu mag men over den weg, dien William Booth gegaan is, van mening verschillen; men mag het met zijn methode al of niet eens zijn, maar één ding staat vast: in zijn roeping, die hij in nederigheid maar vol vuur en kracht en met grote bekwaamheid vervulde, was hij eerbiedwaardig voor ieder.

Niet allen hebben denzelfden levensweg, niet allen kunnen hetzelfde werk doen, doch de manier, waaróp men zijn werk doet, dat is de enige maatstaf voor menselijke grootheid.

We zullen trachten je iets te vertellen van de manier, waarop William Booth zijn werk deed.

Hij werd geboren in 1829 in Nottingham en had een sombere jeugd. Zijn vader was rijk, maar verloor later al zijn geld door ongelukkige speculaties en zijn moeder ging zo gebukt onder de geldelijke moeilijkheden en zorgen, dat er voor den omgang met haar zoon haast geen tijd overbleef. Wel zorgde ze goed voor hem, maar ze was meestal somber en in zichzelf gekeerd, kon nooit eens heerlijk met haar kind lachen en spelen en ook van opvoeding op godsdienstig gebied was helemaal geen sprake.

Toen William Booth een jongen was, was hij altijd haantje de voorste. Hij was erg lang en mager en had een geweldig groten neus, dien z’n kameraden den „Wellington” noemden. Als er soldaatje gespeeld werd, was „Billy” steeds de kapitein, maar hij had er toen geen idee van, dat hij later nog eens „generaal” zou worden.

In de straat, waar de familie Booth woonde, was een winkel, en daar woonde een man, grootvader Page, die door de hele buurt werd bewonderd om zijn edel karakter. Hij besteedde al zijn tijd aan het helpen van arme mensen in de achterbuurten.

Eens op een morgen kwam vader Booth den winkel binnen, om een stok te kopen. William was stout geweest en hij moest een flinke afstraffing hebben. Maar mijnheer Page zei: „Mijnheer Booth, ik verkoop u geen stok; u bent nu driftig; wacht tot u bedaard bent, dan kunt u uw kind straffen.” Vader Booth ging naar huis en zei tegen William: „Ga meneer Page maar bedanken, want die heeft je gered.” Misschien heeft de omgang met grootvader Page er wel toe bijgedragen, dat William Booth later zulk een grote liefde had voor de armen en verdrukten.

Toen hij dertien jaar oud was, moest hij zijn moeder helpen den kost te verdienen, want zijn vader was gestorven en er was geen geld meer. Hij werd winkelbediende in een volksbuurt, waar hij dagelijks armoede en ellende om zich heen zag, en hij begon erover te peinzen en te tobben, hoe hij al die mensen zou kunnen helpen. Hij had een vurig geloof en zo werd hij er hoe langer hoe meer van overtuigd, dat Jezus alleen uitredding zou kunnen brengen aan al die duizenden zielen, die zonder hoop, vaak zonder een enkel lichtstraaltje, voortleefden.

Hij had geen bezwaar tegen de kerk, maar hij wist, dat er talloos velen waren, die zichzelf zo slecht voelden, dat ze niet eens in een kerk durfden komen; ook, dat er velen niets van de kerk wilden weten.

Die grote massa’s wilde William Booth bereiken en hij deed dit, door op straat te gaan prediken.

Toen hij zestien jaar was, hield hij zijn eerste preek.

Hij zette een stoel midden op straat en klom erop, om te preken en te zingen, later in gezelschap van een paar vrienden. Begrijp toch, wat een moed daarvoor nodig is!

In 1854 werd hij predikant bij de Nieuw-Methodistische gemeente, doch het bleek al spoedig, dat hij zich in de gewone manier van prediken niet thuis voelde: hij had steeds maar het gevoel, dat hij ook „de anderen” moest helpen.

In 1852 maakte hij kennis met Catherine Murhford, die in 1855 zijn vrouw werd.

Het was een heel gelukkig huwelijk; zelden zullen er twee mensen gevonden worden, die zo volkomen bij elkander pasten, elkaar zo goed begrepen als deze twee.

Het was een zegen voor William Booth, dat hij deze vrouw ontmoette. Zij steunde hem, zoveel zij kon, in zijn werk, waar zij zelf ook geheel in opging; zij was een fijn beschaafde vrouw met een vurig geloof en een moedig karakter; hoewel ze zwak van gezondheid was, wist ze altijd den moed erin te houden, zelfs wanneer haar man door al den tegenspoed soms moedeloos werd. Want het begin van zijn loopbaan was voor William Booth ontzettend moeilijk. In 1861 verliet hij de Methodistische gemeente en ging verder zijn eigen weg, soms predikende in de kerken, maar meestal op straat.

In het begin had zijn werk te kampen met tegenstand, hoon en spot, zoals alle nieuwe dingen, die de mensen nog niet kennen, maar de allerarmsten, de allerellendigsten luisterden naar hem en kwamen door zijn woorden tot God.

Zijn werk breidde zich eerst langzaam, later geweldig snel uit; meer predikers volgden zijn voorbeeld. Weldra ontstond de Oost-Londense Zending, die later Christelijke Zending heette en tenslotte uitgroeide tot het Leger des Heils, die geweldig grote organisatie met afdelingen in alle landen ter wereld, die je allen kent.

William Booth heeft nog tijdens zijn leven zijn moeite en strijd beloond gezien.

In 1890 stierf zijn vrouw, „de Moeder van het Leger des Heils”, door millioenen mensen betreurd; in 1912 „legde de generaal zijn zwaard neder", zoals het in het doodsbericht luidde.

De mensheid treurde om William Booth, zoals iemand treurt om een dierbaar vriend. Zijn werk werd voortgezet door zijn zoon Bramwell, die gedurende lange jaren aan het hoofd van het Leger des Heils heeft gestaan en in 1929 is overleden.

Van zijn andere kinderen is misschien het meest bekend de „Maréchale”, Catherine Booth, die de geweldige taak heeft volbracht, om het spotlustige Frankrijk voor het „Leger” te veroveren.

Bekend is Booth’s boek „In het donkerste deel van Engeland”, waarin hij een sociale hervorming van dit land bepleitte.

Ook in ons land is het „Leger” eerst niet ernstig genomen, maar weldra is dit veranderd en thans heeft het ook ten onzent zijn gewaardeerde plaats gevonden, maar over William Booth’s geweldige organisatie, het Leger des Heils, de instelling, die met niets begonnen, bij den dood van Booth al 115 vrouwentehuizen, 22 moedertehuizen, 39 kinderkolonies, 200 werkplaatsen enz. had opgericht, vertellen wij later nog meer.

< >