Een landstreek aan de Noordpunt van Sumatra, die om haar geschiedenis wel een extra vermelding verdient. Vroeger was Atjeh een zelfstandig rijk, doch na den bekenden Atjeh-oorlog kwam het onder Nederlands bestuur.
Die oorlog speelde zich af van 1873 tot ongeveer 1904; ruim dertig jaren lang dus heeft men daar gevochten.De geschiedenis heeft zich — zeer in het kort natuurlijk — als volgt afgespeeld: Reeds lange jaren maakten de Atjehse zeerovers het den Nederlanders en Engelsen lastig. Bij het Eondens tractaat met Engeland (1824) nam Nederland op zich, te zorgen voor de veiligheid op zee, doch verbond zich tevens, geen vijandelijkheden tegen het rijk van Atjeh te zullen ondernemen. Deze. beide bepalingen waren met elkander in tegenspraak; de Atjehse zeerovers werden hoe langer hoe brutaler en de toestand werd dus tenslotte onhoudbaar.
In 1871 kreeg Nederland echter door het z.g. Sumatra-contract, tegen afstand van de kust van Guinea, in Afrika, de vrije hand op Sumatra en dit leidde, na enige onderhandelingen, tenslotte tot een oorlogsverklaring, die gevolgd werd door de ie Atjehexpeditie. In April 1873 landden de Nederlandse troepen, en trokken op Kota Radja aan. De Missigit (de versterkte moskee) werd veroverd, doch de Kraton (het paleis van den Sultan) niet bereikt. De 2e Atjehexpeditie begon in December 1873 onder generaal van Swieten en hierbij werd de Kraton veroverd. In April 1874 eindigde de expeditie en besloot men een politiek van verzoening te volgen, die echter geheel faalde. Toen later onder generaal vanderHeyden, die tevens Gouverneur was, een strengere politiek werd toegepast (expeditie tegen Samalanga in 1880) namen orde en rust in het bezette gebied toe.
Men hoopte nu langs vreedzamen weg Atjeh aan het Nederlands gezag te kunnen onderwerpen. In 1884 werd besloten tot een nieuw stelsel en wel dat der concentratie. De bedoeling was, het bezette gebied van Groot-Atjeh te versterken en in die versterkte stelling af te wachten, tot de vijand zich zou onderwerpen. Zo ontstond de beruchte geconcentreerde linie, bestaande uit een reeks versterkingen, door een trambaan, de Atjeh-tram, verbonden en naar ’svijands zijde gedekt door een opengekapte strook. In 1893 bood de inlandse aanvoerder Toekoe Oemar aan, met zijn volk het gebied buiten deze linie aan ons gezag te onderwerpen en hij deed dit ook werkelijk, doch pleegde in 1896 verraad.
Toen was het onzerzijds uit met aarzelen en volgde ten slotte de beslissende periode onder generaal van Heutsz.
Van 1896 af heeft men de Atjehers niet meer met rust gelaten en ze net zolang vervolgd tot ze zich eindelijk geheel onderwierpen (laatste expeditie 1904).