kennen jullie wel uit de keuken. De witte ronde plaatjes, die op de gaspit worden gelegd om te voorkomen, dat de spijzen aanbranden, zijn van asbest gemaakt.
Asbest is eigenlijk een soort vezelige delfstof. De naam is afgeleid van het Griekse woord asbestos, dat onblusbaar betekent. De gouden lamp van Pallas Athene, die een pit van asbest had, hield nooit op te branden.
Asbest heet in dezen tijd een onbrandbare stof, die voor de meest uiteenlopende doeleinden gebruikt wordt. De vezels worden gesponnen tot draden, gedraaid tot touw en kabels, geweven tot goed voor onbrandbare kledingstukken; het fijnere materiaal wordt gewalst tot papier, geperst tot karton en met verschillende mengsels verwerkt tot stijve platen. Het wordt gebruikt als filtermateriaal in de chemische industrie en den wijnhandel, voor het isoleren van stoom-, warmwater- en electrische geleidingen en in verschillende vormen als bescherming tegen brand bij den bouw van openbare gebouwen.
Het asbest is allerminst een nieuw snufje. Reeds de oude Romeinen bereidden uit de vezels van het z.g. steenvlas of amiant het asbestirum, onbrandbaar linnen, dat gebruikt werd voor de vervaardiging van kostbare lijkwaden, waarin de doden werden gehuld, alvorens zij op den brandstapel werden gelegd, opdat de overblijfselen onvermengd met de as van het hout zouden bewaard blijven.