CLERMONT. Na het overlijden van den Hertog van Antin vereenigden de Meesters van Parijs zich, den 11den December 1743, in eene algemeene vergadering; zij verkozen tot Grootmeester den Graaf van Clermont. De Prins van Conti en de Maarschalk van Saxen hadden in deze verkiezing ook vele stemmen. De Vrijmetselarij was, gedurende de eerste jaren van het Grootmeesterschap des Graven van Clermont, in eenen gunstigen staat. Maar de Vorst nam er zelf geen zeer levendig deel aan.
De eerste daad zijner zorgeloosheid bestond in het verwijderen van al de BBD uit de Groote Loge, die zich beijverd hadden, om onder zijn bestuur deze waardigheden te bekleeden. Geen der Officieren namelijk der partij Lacorne, werd, bij de driejarige, door de reglementen voorgeschrevene verkiezingen, en welke den 22sten Junij 1765 plaats hadden, herkozen. Op het hoogst gebelgd over dezen uitslag, dien zij als onwettig en vooraf bestoken aanzagen, kwamen zij tegen de verkiezingen op, scheidden zich van de Groote Loge, en gaven tegen dit ligchaam eene beleedigende en onteerende memorie in het licht. De wederpartij nam deze omstandigheid te baat, om aan de uitdrijving der dissidenten den schijn van wettigheid te geven. Bij een besluit van den 13den Mei 1766, verklaarde zij dezen voor vervallen van hunne Ma9onnieke regten, en gaf hiervan kennis aan al de Loges van Parijs en in de provinciën. De uitgeslotene Broeders antwoordden door nieuwe schotschriften op het dekreet der Groote Loge; en op den 4den Februarij 1767, toen dit ligchaam tot viering van het Ordefeest was bijeengekomen, kwamen ook zij in groot getal ter vergadering, beleedigden de aanwezigen, en gingen zelfs jegens hen tot grove geweldadigheden over. Des anderendaags deed de Luitenant van Policie, na kennis van het voorgevallene gekregen te hebben, de bijeenkomsten der Groote Loge verbieden.De gedwongene werkeloosheid van dit ligchaam werkte de plannen der uitgesloten Broeders in de hand. Zij hielden geheime vergaderingen in een lokaal der voorstad St. Antoine, en schreven aan al de Loges van Frankrijk, dat de Groote Loge, door de bevelen der regering genoodzaakt zijnde, hare bijeenkomsten te schorsen, aan drie Broeders uit hun midden, PENY, DURET en LEVEILLÉ, de magt had toevertrouwd, om, tot op beter tijden, met de werkplaatsen van haar gebied te corresponderen. Onder den aangematigden titel van Groote Loge van Frankrijk, reikten zij constitutiën uit aan Loges te Parijs en daar buiten, zonden circulaires, en hieven schattingen. Eenige dier Loges echter, welke hunne mededeelingen ontvangen hadden, begonnen twijfel te koesteren aangaande de deugdelijkheid der ambtsbetrekkingen, die de onderteekenaars zich toekenden, aangezien zij onder die namen ook dezulken vonden van Broeders, welker uitsluiting hen was berigt, en van wier wederopneming hen niets bekend was. Zij schreven daarover aan B CHAILLON DE JONVILLE, om van hem te vernemen, wat geloof zij daaraan schenken mogten.
In antwoord op dit schrijven zond Broeder CHAILLON DE JONVILLE, den 8sten October 1769, eene circulaire aan al de Loges, waarbij hij de aanmatiging der uitgestotene Broeders logenstrafte, en andermaal de lijst hunner namen opgaf. Dus gewapend tegen het voorgeven der valsche Groote Loge, staakten de werkplaatsen der Provinciën alle correspondentie met haar, en de nieuwe Maçonnieke vereenigingen, welke van dezen tijd af aan zich wilden constitueren, wendden zich regtstreeks aan den Broeder CHAILLON DE JONVILLE. Deze nederlaag ontmoedigde de uitgeslotene Broeders niet; zij zetteden hunne bijeenkomsten voort. Dit baarde onrust bij de leden der Groote Loge; zij verzochten den Luitenant van Policie om volmagt, ter hervatting hunner werkzaamheden, en ondanks het weigerend antwoord dat zij kregen, riepen zij, tegen den 28sten Februarij 1770, eene vergadering bijeen; doch alleen een klein getal leden kwam op, daar de meerderheid weigerde, die bij te wonen, en werd er alzoo geenerlei beraadslaging gehouden. Terwijl dit alles voorviel, stierf de Graaf van Clermont, in Junij 1771, en deze gebeurtenis kwam de oogmerken der uitgeslotene Broeders juist te stade. Zij bezorgden zich toegang bij den Hertog van Luxemburg, en verzochten zijne tusschenkomst, om den Hertog van Chartres, later Hertog van Orleans, te bewegen, tot het aannemen van het Grootmeesterschap over de Fransche Metselarij, dat zij hem wilden opdragen.
Hun verzoek vond gehoor; de Prins deed hen zijne geschrevene aanneming geworden, en koos tot zijnen plaatsvervanger den Hertog van Luxemburg. Dit had plaats den 13den Junij. Opgeblazen door zulk eenen voorspoed, beschreven de uitgesloten Broeders tegen den 24sten eene algemeene vergadering, tot welke zij niet slechts de Leden hunner partij, maar ook die der Groote Loge van Frankrijk opriepen. Zij gaven daarbij kennis van het aannemen der waardigheid van Grootmeester door den Hertog van Chartres, en boden der Groote Loge aan, dat zij haar het verkregen voordeel wilde overlaten, mits zij het dekreet hunner uitsluiting herriep, en al de handelingen, in hunne afwezigheid en buiten hun medewerken voorgevallen, aan eene herziening onderwierp. Deze voorwaarden werden aangenomen.