Voedings en Genotsmiddelen

dr. M. Wagenaar (1938)

Gepubliceerd op 26-01-2019

Voeding (zuigelingenvoeding)

betekenis & definitie

Voeding (zuigelingenvoeding) - Het spreekt van zelf, dat de voeding van de zuigeling in hooge mate van invloed is op den groei en op het geheele verdere bestaan. Immers het betreft hier voeding en assimilatie tijdens een periode van ontwikkeling, zooals nimmer meer in het leven wordt doorgemaakt. Fouten en onregelmatigheden hierbij begaan, wreken zich dan ook niet zelden gedurende het verdere leven. Dat moedermelk, de natuurlijke voeding voor de zuigeling, verreweg het beste voedsel is en den grootsten waarborg geeft voor het behoud van de gezondheid, wordt thans wel algemeen toegegeven.

De ondervinding leert trouwens, dat kinderen, die met moedermelk worden grootgebracht, niet alleen veel minder vatbaar zijn voor ziekten, maar deze ook veel beter kunnen doorstaan. Met de moedermelk zullen ze dus verschillende anti-stoffen binnen krijgen, die ten slotte den natuurlijken weerstand van het lichaam verhoogen. Het zoogen geschiedt gewoonlijk gedurende de eerste levensmaanden, zevenmaal per etmaal, hetgeen later tot 5 of 6 voedingen gereduceerd wordt. Men rekent, globaal genomen, dat een kind onder normale omstandigheden in één etmaal gedurende de eerste levensweek 240 g per etmaal drinkt, de tweede week 325 g, de derde week 440 g, de vierde week 490 g, de vijfde week 595 g, de zesde week 700 g, de zevende week 805 g, de achtste week 875 g, de negende tot de zestiende week 910—980 g, de zestiende tot de vier en twintigste week 980—1075 g. Door weging voor en na het drinken, kan men dit vrij gemakkelijk controleeren. Alleen groote afwijkingen van dit gemiddelde zijn van beteekenis.

De zoogtijd duurt gewoonlijk niet langer dan 20 minuten, het zuigen is een zeer vermoeienden arbeid voor het kind. De luchtverdunning is hierbij zeer aanzienlijk. Na de voeding valt het kind dan ook meestal direct in slaap. De normale gewichtstoename wordt in de volgende tabel weergegeven;

Gewicht bij de geboorte 3250 g.

Leeftijd van de zuigeling Gewicht Toename van gewicht in de afgeloopen maand 1 maand .......... 4000 g 750 g 2 maanden 4700 „ 700 „ 3 ,, 5350 „ 650 „ 4 „ 5950 „ 600 „ 5 „ 6500 „ 550 „ 6 „ . 7000 „ 500 „ 7 „ 7450 „ 450 „ 7850 „ 400 „ 9 „ 8200 „ 350 „ 10 „ 8500 „ 300 „ 11 „ 8750 „ 250 „ 12 „ 8950 „ 200 „ In normale gevallen krijgt de zuigeling gedurende de eerste zes of zeven maanden uitsluitend moedermelk, daarna een kleine aanvulling. Vaak wordt aangeraden, wanneer de moeder niet veel vitaminerijk voedsel gebruikt, of gedurende de wintermaanden, een theelepeltje gezeefd citroensap te geven, gezoet met suiker. Dit wordt vanaf de derde levensmaand dagelijks als kleine suppletie gegeven (voornamelijk met het oog op vitamine C).

De moedermelk wisselt ook gedurende het zoogen in samenstelling. De eerste stralen melk zijn arm aan vet, de laatste stralen zeer vetrijk. Hieruit blijkt, hoe noodig het is, dat de borsten door de zuigeling leeggedronken worden.

Na zeven maanden kan in de meeste gevallen met bijvoeding begonnen worden. Alle producten uit tarwe bereid, kan men hiervoor gebruiken (geweekt brood of in melk geweekte beschuit). Ook bouillon mag gegeven worden, eventueel met rijstemeel dik gemaakt. Als bijvoeding wordt o.a. in de literatuur genoemd: 75 cc volle melk, gekookt met 5 g rijstebloem en 5 g suiker, daarna verdund met 100 g bouillon (dit papje vertegenwoordigt een waarde van ongeveer 100 calorieën). Verder 200 cc melk met een halve beschuit en 5 g suiker (ongeveer 160 calorieën), of 150 cc melk met 10 g rijstebloem en 5 g suiker (ongeveer 150 calorieën). Ten slotte 200 cc bouillon gekookt met 15 g rijstebloem (ongeveer 60 calorieën). Wanneer met de gemengde voeding begonnen wordt, kan ook het gehalte aan versch vruchtensap verhoogd worden, bijv. het sap van een halve sinaasappel of van een kwart citroen. Ook versch vruchtenmoes kan gegeven worden, waarbij men erop letten moet, dat pitjes en velletjes nauwkeurig worden afgezeefd (banaan, tomaat).

Vooral de laatstgenoemde vrucht is zeer rijk aan vitaminen (A, B en C). In ons klimaat zal het in vele gevallen gewenscht zijn op mogelijk gebrek aan vitamine D te letten (zonlicht, levertraan of vitamine D praeparaten: heilbottraan, Halitran, Dohyfral, Davitamon D enz.). Wanneer het kind den leeftijd van 10 tot 12 maanden bereikt heeft, wordt met voeding door middel van moedermelk opgehouden. Dit noemt men „spenen”. Deze overgang naar de andere voeding voltrekt zich gewoonlijk in ongeveer één week. De nieuwe voeding kan dan natuurlijk niet meer als kunstvoeding beschouwd worden.

De ervaring heeft geleerd, dat het spenen in den zomer minder gewenscht is. Bij vele natuurvolkeren krijgen de kinderen zeer lang moedermelk als bijvoeding, In onze maatschappij, waar voldoende kennis bestaat omtrent voeding, althans ruim voldoende inlichtingen daaromtrent verkregen kunnen worden, is dit overbodig en niet gewenscht. Op den leeftijd van ongeveer één jaar krijgt het kind volle melk; gedeeltelijk als zoodanig, gedeeltelijk in den vorm van pap met toevoeging van suiker. Melksuiker geeft vaak minder goede resultaten dan de gewone kristalsuiker. Als verder voedsel is geschikt purée van aardappelen en groenten, worteltjes, boonenpurée, erwtenpurée, fijngemaakte compote, vruchten en een half zachtgekookt ei. Hierbij kan de opmerking gemaakt worden, dat een onvoldoende of karige afscheiding van moedermelk toch voor het kind van hooge waarde is. De natuurlijke voeding is voor de zuigeling het allerbeste en zelfs de kleinste hoeveelheid hiervan heeft waarde, juist omdat deze bepaald wordt door specifieke bestanddeelen, die alleen in de moedermelk voorkomen en door niets anders vervangen kunnen worden.

Een statistiek afkomstig uit een Berlijnsche kinderkliniek, geeft daarvan interessante bijzonderheden.

Van de 1000 kinderen, die met moedermelk gevoed werden, groeiden er 610 uitstekend, 390 minder goed, waarvan er 82 na 1 jaar stierven. Van de 1000 kinderen, die met de melk van een min gevoed werden, groeiden er 260 uitstekend, 740 minder goed, waarvan er 180 na 1 jaar stierven.

Van de 1000 kinderen, die met kunstvoeding gevoed werden groeiden er 98 uitstekend, 902 minder goed, waarvan er 510 na 1 jaar stierven. Deze statistiek dateert echter van 1910. Ten opzichte van de resultaten van kunstvoeding geeft ze dus een voor onzen tijd ongunstig beeld. Ook echter wanneer we dit in aanmerking nemen, weerspiegelen deze cijfers toch sterk den superieuren invloed van de melk van de eigen moeder afkomstig.